5.3.1.Geldigheid van de dagvaarding
Verdachte is gedagvaard tegen de zitting van 24 maart 2022, waarbij verdachte ten laste is gelegd dat hij zich in de periode van 28 maart 2021 tot en met 20 december 2021 heeft schuldig gemaakt aan - zakelijk en samengevat weergegeven - witwassen van (ongeveer) € 58.045,- en/of van een of meer geldbedrag(en) zoals vermeld in zogenaamde Encrochat communicatie.
Op 16 juni 2022 heeft de officier van justitie - met een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging - feit 3 toegevoegd en ten aanzien van feit 1 de geldbedragen zoals vermeld in de Encrochat communicatie nader gespecificeerd in die zin dat deze geldbedragen een totale waarde hebben van (ongeveer) € 13.506.803,-, waaronder de volgende bedragen:
150.000,- Britse Ponden te Birmingham in de periode van 15 mei 2020 tot en met 16 mei 2020 en/of
3.000.000,- Indiase Roepie in Chandigarh (India) in de periode van 29 april 2021 tot en met 30 april 2021 en/of
256.717,- Dirham in Dubai (VAE) in periode van 28 mei 2021 tot en met 31 mei 2021 en/of
10.000,- euro te Amsterdam in periode van 21 oktober tot en met 25 oktober 2021 en/of
15.000,- euro te Amsterdam in periode van 11 december 2021 tot en met 12 december 2021.
Op 8 december 2022 heeft de officier van justitie - met een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging - aan feit 1 subsidiair poging witwassen van dezelfde geldbedragen toegevoegd.
De rechtbank ziet zich - ambtshalve - voor de vraag gesteld of de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wat betreft de onderdelen:
‘geldbedrag(en), voor een totaalbedrag van ongeveer 13.506.803 euro, althans (van) enig(e) (contante) geldbedrag(en) (vermeld in Encrochat communicatie en/of telecommunicatie berichten)’ als omschreven onder feit 1 primair en subsidiair en
‘geldbedragen bestaand uit 225 geldtransacties met een totale waarde van (ongeveer) € 13.506.803,-’ als omschreven onder feit 3.
Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De tenlastelegging strekt ertoe voor zowel de verdachte als de rechter duidelijkheid te verschaffen omtrent de beschuldiging. Met het oog hierop is in artikel 261 Sv neergelegd dat de dagvaarding een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse en de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan. Het ten laste gelegde moet ‘zoodanig feitelijk zijn aangeduid dat de verdachte in staat is, wat hem wordt verweten, te begrijpen, opdat hij zich daarop kan verdedigen’. Het gaat er om dat sprake is van een voldoende mate van concretisering van het feit waarvan verdachte wordt beschuldigd zodat het voor de verdediging mogelijk is zich daartegen te verweren en voor de rechter om daarop te beslissen.
De vraag die zich opdringt is of de betreffende omschrijvingen aan deze maatstaf voldoen. De steller van de tenlastelegging verwijst - aan het eind van deze omschrijvingen - naar vijf concreet omschreven geldtransacties, met inbegrip van valutasoort, bedrag, plaats en datum van de transactie, die tot het totaal aantal van 225 behoren. Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de geldtransacties ontkend. De 225 geldtransacties voor een bedrag van € 13.506.803,- zien - zo begrijpt de rechtbank - op witwastransacties die over de gehele wereld zouden hebben plaatsgevonden.
In het dossier zijn de hierboven genoemde 5 transacties concreet en gespecificeerd uitgewerkt naar tijd, plaats, valuta en omvang en bijbehorende chatgesprekken. Wat betreft de ‘resterende 220 geldtransacties’ heeft de officier van justitie ter zitting desgevraagd opgemerkt dat er ‘geen capaciteit’ was om deze transacties op dezelfde wijze als de 5 genoemde transacties uit te werken. Hij heeft daarbij verwezen naar een zich in het dossier bevindend Excel-bestand.
In dit Excel-bestand zijn een groot aantal kolommen met daarboven als kop vermeld: datum, aansluiting, contact, in/uit, inhoud, bedrag en valuta opgenomen. In de kolom ‘inhoud’ worden chatberichten weergegeven, soms bestaand uit een enkel woord, soms een getal, een plaats en/of een accountnaam. Hij heeft deze transacties niet afzonderlijk toegelicht. Aansluitend heeft de officier van justitie geconcludeerd dat hij ook het witwassen en bankieren zonder vergunning ten aanzien van de ‘resterende 220 geldtransacties’ bewezen acht. De verdediging heeft deze wijze van ten laste leggen omschreven als een moeilijke legpuzzel, waarbij het aan de verdediging en de rechtbank wordt gelaten om de puzzelstukjes van de tenlastelegging op de juiste plek te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de aan de hierboven genoemde aan de dagvaarding te stellen eisen niet alleen voor de verdachte, maar ook voor de rechtbank van belang zijn, nu zij de vragen ex artikel 350 Sv dient te beantwoorden op basis van de dagvaarding en de stukken die zich in het dossier bevinden.
De rechtbank stelt vast dat de betreffende onderdelen van de dagvaarding, ook tegen de achtergrond van het Excel-bestand en de overige stukken in het dossier, de feiten waarvan verdachte wordt beschuldigd niet in voldoende mate concretiseren en daarom onvoldoende duidelijkheid en houvast bieden, om de vragen ex artikel 350 Sv te beantwoorden. Dit brengt mee dat de dagvaarding nietig is ten aanzien van de volgende onderdelen, voor zover deze niet zien op de vijf daarna geconcretiseerde geldbedragen c.q. geldtransacties:
‘geldbedrag(en), voor een totaalbedrag van ongeveer 13.506.803 euro, althans (van) enig(e) (contante) geldbedrag(en) (vermeld in Encrochat communicatie en/of telecommunicatie berichten)’ als omschreven onder feit 1 primair en subsidiair en
‘225 geldtransacties met een totale waarde van (ongeveer) € 13.506.803,-’ onder feit 3.
5.3.2.Feit 1
Verdachte gebruiker telefoons
De rechtbank zal eerst beoordelen of verdachte de houder en gebruiker is geweest van een aantal van de telefoons die in het dossier genoemd worden.
Apple iPhone X (telefoonnummer [telefoonnummer 1] , IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] )
De politie heeft deze telefoon aangetroffen in de winkel op de [straat] , waar verdachte ook op dat moment aanwezig was. Verdachte heeft op de zitting van 8 december 2022 verklaard dat hij deze telefoon in gebruik heeft gehad.
Apple iPhone 8 (telefoonnummer [telefoonnummer 2] )
Deze telefoon is aangetroffen in de broekzak van verdachte. Verdachte heeft ook over deze telefoon op de zitting van 8 december 2022 verklaard dat hij hem in gebruik heeft gehad.
Samsung Galaxy (telefoonnummer [telefoonnummer 3] , IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] )
De politie heeft deze telefoon gevonden bij de doorzoeking van de woning van de zoon van verdachte aan de [adres 1] . Verdachte logeerde bij zijn zoon. Op 7 september 2021 is op de telefoon een applicatie geïnstalleerd om gegevens te kopiëren. Deze applicatie stond ook op de iPhone 8. Op 7 september 2021 zijn er 1.466 afbeeldingen overgezet op de iPhone 8. De laatste activiteit op de Samsung-telefoon is op 22 september 2021 geweest en de eerste daadwerkelijke activiteit van de iPhone 8 op 7 september 2021. Dit wijst erop dat de iPhone 8 in gebruik is genomen als opvolger van de Samsung-telefoon. Deze Samsung-telefoon maakt ook gebruik van de wifi-verbinding op het adres [adres 1] . Verder hebben op 13 januari 2021 verbalisanten op door medewerkers van het observatieteam aangegeven locaties een zogenoemde IMSI-catcher ingezet en het observatieteam ziet verdachte die dag op drie plekken waar op (vrijwel) hetzelfde moment via de IMSI-catcher te zien is dat de Samsung-telefoon daar ook is. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte ook de houder en gebruiker van de Samsung-telefoon is geweest.
V Smart Active 1 (IMEI1: [IMEI-nummer 3] )
Deze telefoon is aangetroffen in de woning aan de [adres 1] . Het IMEI1-nummer is [IMEI-nummer 3] . In het onderzoek 26Lemont kwam als gebruiker [accountnaam] naar voren. Er is data verkregen van de Encrotelefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] met als gebruikersnaam [accountnaam] . Eén van de
nicknameswaar het account gebruik van maakt is “ [account] ”. Op verstuurde afbeeldingen is onder meer het straatnaambordje van de [straatnaam 1] in Amsterdam te zien. Dit is vlakbij de [adres 1] . Ook worden tussen de gebruiker van dit account en degenen met wie hij berichten uitwisselt locaties gedeeld, zoals: “ [locatie] ”, “ [locatie] ”, “ [locatie] ” en “ [adres 1] ”. Ook wordt “ [postcode] ” verstuurd, terwijl [postcode] de postcode van een deel van de [adres 1] is. Uit mastgegevens van het IMEI-nummer blijkt dat de gebruiker van het account zich tijdens chats regelmatig bevindt in de omgeving van de [straatnaam 2] , ter hoogte van de [straatnaam 3] , [adres 1] en [straatnaam 1] in Amsterdam. Verder wordt diverse malen gebruik gemaakt van wachtwoorden met “ [verdachte] ” erin. In de telefoon van een verdachte in een andere zaak is in de contactenlijst het account opgeslagen met
nickname“[account]”. In mei 2020 heeft de politie verder gezien dat de V Smart-telefoon en de iPhone X veelal dezelfde zendmasten aanstralen en dat het waarschijnlijk is dat de telefoons op dezelfde plaats zijn. Op grond van dit alles stelt de rechtbank vast dat verdachte de houder en gebruiker van het telefoontoestel is geweest.
De raadsman heeft gesteld dat er aanwijzingen zijn dat de toestellen gebruikt kunnen zijn door derden. De verdachte heeft dat echter niet zelf verklaard en heeft niet aangegeven welke personen dat dan zouden zijn geweest. Uit het dossier lijkt te volgen dat een telefoon een enkele keer door een ander dan verdachte is gebruikt om namens of over verdachte een bericht te sturen, maar dat geeft geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte niet de gebruiker van de telefoons is geweest.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de gebruiker van de telefoons en van het account is geweest.
Op telefoons en op account “ [accountnaam] ” aangetroffen informatie
Op de telefoons zijn afbeeldingen aangetroffen waarop een gedeelte van een bankbiljet te zien is, een zogenoemd
token. Tokens kunnen worden gebruikt om te verifiëren dat de juiste persoon een goed in ontvangst neemt. Ook wordt er in (WhatsApp-)gesprekken op de iPhone 8, de Samsung-telefoon en van het account “ [accountnaam] ” gesproken over het verzenden van verschillende valuta en bedragen naar verschillende landen. Ook zijn er door het account “ [accountnaam] ” foto’s met daarop stapels bankbiljetten, waaronder Eurobiljetten, verstuurd. Verder zijn er vanaf de telefoons en het account (foto’s van) locaties verstuurd.
De vijf expliciet ten laste gelegde transacties
De rechtbank vindt dat van de volgende transacties op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat deze hebben plaatsgevonden.
1 - 15 tot en met 16 mei 2020, 150.000,- Britse Pond
Verdachte heeft via het account “ [accountnaam] ” op 15 mei 2020 contact met gebruiker “[gebruiker 1]”. Deze vraagt verdachte of hij morgen 150 in Birmingham wil doen. Verdachte stuurt aan een andere gebruiker, “[gebruiker 2]”, bericht hierover en stuurt hem een paar uur later een
tokenen vraagt om het tijdstip. Een half uur later stuurt verdachte hetzelfde
tokenaan “[gebruiker 1]”. Verder wordt door “[gebruiker 2]” in een bericht een locatie in Birmingham gedeeld, samen met het serienummer van het
tokenen de vermelding: Timing: 11.00 am sharp. Verdachte stuurt dit door aan “[gebruiker 1]”. Uit niets blijkt dat de transactie niet daadwerkelijk is doorgegaan. Uit het feit dat verdachte vaker contact met “[gebruiker 1]” heeft, waarbij “[gebruiker 1]” ook twee dagen later alweer om twee andere bedragen verzoekt in Londen en Barcelona, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de transactie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De iPhone X straalde ten tijde van de berichten een zendmast in Amsterdam aan op grond waarvan de rechtbank vaststelt dat verdachte op dat moment in Amsterdam was.
2 - 29 tot en met 30 april 2021, 3.000.000,- Indiase Roepia
Op 29 april 2021 stuurt contact [persoon 1] aan verdachte een
tokenop de Samsung-telefoon. Verdachte stuurt een bericht terug met daarin een mobiel nummer, het nummer van het
token, het bedrag 30 ton (3 miljoen) en postkantoor: [postkantoor]. Op 30 april 2021 stuurt [persoon 1] terug “Ja meneer”. Ook hier geldt dat er concreet wordt gesproken over een bedrag en een locatie en dat er een
tokenis verstuurd. Het bericht “ja meneer” lijkt op een bevestiging te duiden. Ook heeft verdachte twee dagen later al weer contact met [persoon 1]. [persoon 1] stuurt verdachte een
token. Op 11 mei vindt gelijksoortig contact plaats. Dit duidt er op dat de transactie op 30 april 2021 voltooid is en naar tevredenheid heeft plaatsgevonden. Uit locatiegegevens van de iPhone X blijkt dat verdachte 29 april 2021 in Amsterdam is.
4 - 21 tot en met 25 oktober 2021, € 10.000,-
Op 21 oktober 2021 heeft verdachte via de iPhone 8 contact met [persoon 2]. Verdachte krijgt van hem een bericht met daarin onder meer het bedrag van € 10.000,-, de naam “[naam 1]” en een Nederlands telefoonnummer, het nummer van een
tokenen Amsterdam. Op 24 oktober 2021 stuurt [persoon 2] aan verdachte bericht “meneer, vandaag is het van 10.000 dringend”. Op 25 oktober stuurt hij een gelijk bericht. Om 13.14 uur vraagt [persoon 2] verdachte om “hem” te bellen en stuurt meteen daarna de inhoud van het bericht van 21 oktober nogmaals. Een paar minuten later laat verdachte hem weten dat hij met degene gesproken heeft, dat meneer op 2,30 uur afstand rijden bij verdachte vandaan is en dat verdachte de jongen zal sturen en het zal doorgeven zodra zij daar aan zullen komen. In het belregister is te zien dat er die dag telefonisch contact tussen de iPhone 8 en het Nederlandse telefoonnummer uit de berichten is geweest. [persoon 2] stuurt later een foto van het
token. Ook hier geldt dat er heel concreet wordt gesproken over een bedrag en locatie en tijdstip van treffen. Ook met [persoon 2] gaan hierna de contacten verder. Op 21 en 25 oktober wordt verdachte gebeld op de iPhone X en die is dan in Amsterdam.
5 - 11 tot en met 12 december 2021, € 15.000,-
Verdachte ontvangt op 11 december 2021 op de iPhone 8 een bericht van [persoon 3] met daarin een Nederlands telefoonnummer en een naam, een nummer van een
token, het bedrag € 15.000,- en “[naam 2]”. Op 12 december 2021 vraagt het contact om een adres en verdachte stuurt [adres 2] door. Het contact zegt dat hij er in 30 minuten aan komt. Een paar uur later stuurt verdachte een foto van hetzelfde
tokennaar een Duits telefoonnummer. Ook hier is er sprake van een concreet bedrag en een locatie en tijdstip komen naar voren. Ook is er een
tokenverstuurd. Op deze dagen is verdachte met de iPhone X in Amsterdam.
Voor deze transacties geldt dat sprake is van een terugkerend patroon. Verdachte wordt gevraagd om geld en er wordt gesproken over percentages. Er wordt in de berichten kennelijk volstaan met het noemen van een bedrag en een locatie waarna een koerier op pad kan worden gestuurd. Er worden
tokensuitgewisseld.
Verder geldt voor transacties 4 en 5 dat uit de berichten blijkt dat er sprake is van snel handelen en dat er concreet iemand op pad gaat. Dit volgt elkaar zo snel op dat de rechtbank ervan uit gaat dat de transactie is doorgegaan. In het geval van transacties 1 en 2 worden de contacten erna voortgezet en daaruit blijkt dat er nieuwe opdrachten komen. De rechtbank leidt daaruit af dat de eerdere transacties (naar tevredenheid) zijn uitgevoerd.
3 - 28 tot en met 31 mei 2021, 256.717,- Dirham (AED)
Via de Samsung-telefoon heeft verdachte op 28 mei 2021 contact met [persoon 4]. Verdachte zegt dat hij 250.000,- Dirham nodig heeft en vraagt de prijs. Verdachte krijgt dan bericht van [persoon 5] en hij vraagt verdachte of hij hem een adres en nummer kan geven en waar hij de Dirham kan ophalen. Op 31 mei stuurt [persoon 5] dat hij meer Dirham nodig heeft en dat de man van verdachte de Dirham nog niet aan [persoon 5] heeft gegeven. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat voor deze transactie een
tokenis gestuurd en er wordt er niet over een concrete locatie gesproken. Uit het bericht op 31 mei 2021 blijkt juist dat op dat moment de gelden kennelijk niet geleverd zijn. De rechtbank vindt dat niet bewezen kan worden dat het gaat om een voltooide transactie. Er is ook geen sprake van een poging tot witwassen, nu er geen begin van een uitvoering kan worden vastgesteld.
Witwasvermoeden transacties 1, 2, 4 en 5
Verdachte heeft samen met degenen met wie hij samenwerkte voornoemde bedragen voorhanden gehad, verworven, overgedragen en/of omgezet. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft dan ook beschikkingsmacht gehad over deze voorwerpen.
De rechtbank vindt dat sprake is van een ernstig vermoeden dat het geld uit de vier transacties, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat deze voltooid zijn, afkomstig zijn uit een misdrijf. In de berichten wordt veelal over hoge bedragen gesproken. Op de V smart-telefoon van verdachte zijn foto’s van pakken geld en geld in sportassen aangetroffen. Op de overige telefoons van verdachte zijn (foto’s van)
tokensaangetroffen, die gebruikt worden om te verifiëren wie een goed in ontvangst neemt. Uit de berichten blijkt dat de overdracht in openbare ruimtes plaatsvond en dat hiervoor geldkoeriers worden ingezet. Verder werd gebruik gemaakt van een encrypted telefoon en encrypted communicatiediensten. De rechtbank vindt dat dit voldoende indicatoren zijn om te spreken van een witwasvermoeden.
Verklaring verdachte
Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand zeer onwaarschijnlijk. Verdachte heeft geen verklaring over de herkomst van het geld afgelegd. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat het geld van een misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat, gezien zijn heimelijke wijze van handelen, wist, althans dat hij de aanmerkelijke kans dat daar sprake van was bewust heeft aanvaard.
Er zijn vier transacties bewezen verklaard. Dat vindt de rechtbank te weinig om van gewoontewitwassen te kunnen spreken. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
5.3.3.Feit 2
Verdachte droeg bij zijn aanhouding een contant bedrag van € 3.495,- bij zich. Bij de doorzoeking van de woning van de zoon van verdachte is, in de slaapkamer waar verdachte met zijn echtgenote verbleef, € 30.000,- aangetroffen in een koffieverpakking.
Voorhanden hebben geldbedragen
Het bedrag van € 3.495,- is bij verdachte aangetroffen. Verdachte was zich bewust van de aanwezigheid van het geld en kon daarover beschikken. Dit geldt ook voor het geldbedrag van € 30.000,- dat op de slaapkamer is aangetroffen. Verdachte wist dat het geld er lag en kon daarover beschikken. Dat de zoon van verdachte heeft verklaard dat hij het geld aan zijn moeder in bewaring had gegeven, is daarmee niet in tegenspraak.
Witwasvermoeden
De rechtbank vindt dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat het geldbedrag van € 3.495,- van misdrijf afkomstig is. Het gaat om een groot contant geldbedrag dat verdachte in zijn broekzak bij zich droeg. Verdachte heeft geen eigen inkomsten en houdt zich bezig met ondergronds bankieren.
Dit ernstig vermoeden is er ook voor de € 30.000,-. Het was gebundeld in 6 pakketjes van
€ 5.000,-. Het geld is in een kast in de slaapkamer aangetroffen, in een koffieverpakking. Het is ongebruikelijk om op deze manier in huis een dergelijk groot geldbedrag te bewaren.
Dit maakt dat er van verdachte een verklaring mag worden verlangd over de legale herkomst van het geld en dat deze concreet, verifieerbaar en niet op voorhand zeer onwaarschijnlijk moet zijn.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft over de € 3.495,-verklaard dat hij dit geld uit [geboorteland] had meegenomen nadat het was overgebleven na betaling van kosten in verband met het overlijden en het afscheid van zijn moeder aldaar. Zijn zoon uit [land] had het geld, in euro’s, mee naar [geboorteland] genomen. Het geld moest uiteindelijk weer naar zijn zoon in [land] en verdachte droeg het nog bij zich nadat hij, enkele dagen daarvoor, uit [geboorteland] was teruggekomen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, die hij pas op de zitting heeft afgelegd, onvoldoende concreet.
Over het geld in de slaapkamer heeft verdachte verklaard dat zijn zoon [persoon 6] het aan de echtgenote van verdachte in bewaring had gegeven. Dit betreft echter enkel een blote, niet onderbouwde stelling. Bovendien blijkt uit de verklaring die [persoon 6] bij de politie heeft afgelegd dat dit niet kan kloppen. [persoon 6] heeft verklaard dat hij voor zijn bedrijf met maximaal € 25.000,- rondloopt en dat hij dat contante bedrijfsgeld thuis bewaart. In de woning is in totaal ongeveer € 55.000,- aangetroffen, waaronder gelden van [persoon 6]. Dat het bedrag van € 30.000,- van [persoon 6] zou zijn is met die verklaring in strijd. De verklaring van verdachte is dan ook niet voldoende concreet en, in het licht van de verklaring van [persoon 6], op voorhand zeer onwaarschijnlijk.
Verdachte heeft geen afdoende verklaringen over de herkomst van het geld afgelegd. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat beide geldbedragen van een misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dat, gezien zijn wijze van handelen, wist.
De rechtbank zal dan ook bewezen verklaren dat verdachte deze bedragen heeft witgewassen.
De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd zodat zij verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Nu het voorhanden hebben op één moment bewezen wordt verklaard acht de rechtbank niet bewezen dat er sprake is geweest van gewoontewitwassen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.