ECLI:NL:RBAMS:2022:8213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
C/13/717421 / HA ZA 22-391
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid hotel voor diefstal uit hotelkamer en zorgplicht

In deze zaak vordert eiser, een gast van een hotel in Amsterdam, een verklaring voor recht dat het hotel, gedaagde, toerekenbaar tekort is geschoten in haar zorgplicht door onvoldoende veiligheidsmaatregelen te treffen, waardoor er diefstal heeft plaatsgevonden uit zijn hotelkamer. Eiser heeft tijdens zijn verblijf in het hotel waardevolle goederen in zijn kamer achtergelaten, die op 10 maart 2022 zijn gestolen. Gedaagde heeft betoogd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan door diverse veiligheidsmaatregelen te treffen, zoals het screenen van personeel, het installeren van camera's en het opleiden van medewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde voldoende maatregelen heeft genomen om diefstal te voorkomen en dat de inbraak niet aan haar kan worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding, omdat gedaagde niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:609 lid 1 BW. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/717421 / HA ZA 22-391
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Cyprus),
eiser,
advocaat mr. J.C. van Vliet,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2022;
- de conclusie van antwoord van 29 juni 2022.
- het tussenvonnis van 3 augustus 2022; en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 november 2022
en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een vooraanstaand hotel in Amsterdam.
2.2.
[eiser] heeft samen met zijn vrouw mevrouw [naam 1] en zijn zoon de heer [naam 2] van 9 maart 2022 tot en met 13 maart 2022 als gast in het [gedaagde] verbleven.
2.3.
In artikel 5.5 van de tussen [gedaagde] en [eiser] overeengekomen algemene voorwaarden (hierna: Algemene Voorwaarden) is het volgende bepaald:

Indien het horecabedrijf voor het in ontvangst en/of bewaring nemen van goederen enig bedrag aan de gast in rekening brengt, moet het horecabedrijf op die goederen letten als een goed huisvader, onverminderd het bepaalde in artikel 12.”
2.4.
In artikel 12.2 van de Algemene Voorwaarden is het volgende bepaald (hierna: het Exoneratiebeding):

Onverminderd het bepaalde in artikel 5.5 is het horecabedrijf niet aansprakelijk voor beschadiging of verlies van goederen, die in het horecabedrijf zijn meegebracht door een gast die daar zijn intrek heeft genomen. De klant vrijwaart het horecabedrijf tegen aanspraken van gasten ter zake. Het hier bepaalde geldt niet voor zover de beschadiging of het verlies te wijten is aan de opzet of grove schuld van het horecabedrijf.”
2.5.
[gedaagde] heeft de volgende veiligheidsmaatregelen ter preventie van diefstal getroffen:
Screening en toezicht personeel
- Medewerkers die zich regelmatig in gastenkamers bevinden, zijn verplicht
om een Verklaring omtrent het Gedrag te overleggen. Voor deze medewerkers wordt in het kader van hun sollicitatieproces een referentiecheck gedaan.
- Voordat iemand op de
Housekeepingkomt werken, neemt de
veiligheidsafdeling een 1-op-1 gesprek met deze (potentiële) medewerkers
af.
- [gedaagde] limiteert welke medewerkers profielen van gasten kunnen
bekijken. [gedaagde] kan aan de hand van het Property Management systeem Opera van Oracle (een wereldleider op dat gebied) inzien welke medewerkers dat daadwerkelijk doen.
Opleiding personeel
- Alle nieuwe personeelsleden krijgen een veiligheidstraining met
bijzondere aandacht voor insluiping, diefstal, brand en algemene veiligheidsregels. De medewerkers van de front office worden extra getraind op het herkennen van ongewenste en/of verdachte gasten.
Toegang en toezicht in en om het gebouw
- Er hangen 125 camera’s in en rondom het gebouw, zodat alle ingangen
24/7 onder toezicht staan. Daardoor zijn (onder meer) de receptie, alle publieke ruimtes en de liften die naar de verdiepingen waar de hotelkamers zich bevinden voorzien van camera’s.
- [gedaagde] heeft haar eigen veiligheidsafdeling die tot taak heeft om 24/7 te
zorgen voor algehele veiligheid en toezicht. De veiligheidsafdeling bestaat uit zes man. Er is dag en nacht (minstens) één beveiliger aanwezig.
- De receptie is 24/7 bezet. Informatie over reserveringen boekingen of
gasten worden alleen verstrekt aan de betreffende gast zelf en alleen na verificatie van zijn of haar personalia.
- De verdiepingen waarop de hotelkamers van de gasten zich bevinden,
kunnen niet ongeautoriseerd worden bereikt. De liften die naar deze verdiepingen gaan kunnen alleen worden gebruikt met behulp van een keycard, die is gekoppeld aan de hotelkamer van de gast. Alle liften zijn van camera’s voorzien.
- Het gebouw is ’s nachts afgesloten en alleen toegankelijk met
een keycard. De nooduitgangen zijn alleen van binnenuit te openen en zijn voorzien van een systeem dat de veiligheidsafdeling waarschuwt in geval van opening.
Beveiliging van kamers en kluizen
- De Ving Card sloten op de deuren van de hotelkamers zijn afkomstig van
Assa Abloy (een wereldleider op dat gebied).
- De sloten en deuren zijn speciaal beveiligd tegen onder meer
inbraakmethoden als flipperen en hengelen. Zo zijn de dag- en nachtschoot beveiligd en zijn de deurklinken voorzien van een bolle, gladde afloop. Alle sloten worden ieder jaar nagelopen door de veiligheidsafdeling van [gedaagde] en zijn in 2021 ook nog gecontroleerd door Assa Abloy.
- In 2021 zijn op de hotelkamers nieuwe kamerkluizen geplaatst van het
merk Assa Abloy.
- Voor het bewaren van waardevolle goederen van gasten heeft [gedaagde] een
bewaakte hotelkuis.
Veiligheidssystemen
- [gedaagde] is aangesloten bij Hotel Security Management, een
beveiligingsvereniging met een waarschuwingssysteem voor aangesloten hotels in Amsterdam waar incidenten en verdachten van misdrijven kunnen worden gedeeld. De informatie die [gedaagde] hieruit krijgt wordt intern gedeeld.
- Op het interne communicatie middel is een speciaal security warning
board opgenomen om medewerkers bewust te laten worden (en blijven) van nieuwe manieren van fraude, verdachte situaties en verdachte personen.
2.6.
Op 10 maart 2022 is er ingebroken in de hotelkamer [nummer 1] van [eiser] toen hij niet in de kamer aanwezig was. Aan en rondom de deur van de hotelkamer zijn sporen van (in)braak aangetroffen. Zo is er op de deurklink aan de binnenkant een plakker aangebracht. Verder is er een haak aangetroffen en zijn er sporen van inbraak aan de onderkant van de buitenzijde van de deur van de hotelkamer. Aan de linkerzijde van de kamerkluis zat een klein boorgat. Het binnenwerk van de kluis was beschadigd en er zaten inslagpunten op het sluitende gedeelte van de kluis.
2.7.
[eiser] heeft op 10 maart 2022 bij de politie aangifte gedaan van diefstal uit zijn hotelkamer op 10 maart 2022. In het door [eiser] overgelegde document met naam “
Overzicht van bedragen gestolen goederen [1] staan de volgende goederen opgesomd:
- golden bracelet Van Cleef & Arpels Perlée Clovers van € 20.000,-;
- golden bracelet Tiffany &Co Diamond van € 8.656,97;
- golden necklace Tiffany &Co van € 13.213,27;
- golden diamond ring, Cartier van € 10.000,-;
- golden diamond ring Damiani van € 20. 000,-;
- golden diamond ring Graff € 25.000,-;
- Bag Hermes Birbn 35 bleu lin van € 25.000,-;
- $ 5.000 cash (€ 4.556,30);
- € 4.300,- cash;
- 5.000 VAE-dirham cash (€ 1.240,76); en
- 150.000 Russische Roebel cash (€ 1.630,61).
2.8.
Er zijn op dit moment twee verdachten in het politieonderzoek. Eén hiervan [naam 3] (hierna: [naam 3] ) was tegelijkertijd met [eiser] ingecheckt als gast in het [gedaagde] . [naam 3] verbleef in hotelkamer [nummer 2] van het [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert kort gezegd een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten en haar zorgplicht heeft geschonden. Ook vordert [eiser] een verklaring voor recht dat het Exoneratiebeding geen toepassing vindt dan wel dat het Exoneratiebeding wordt vernietigd. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 133.600,- vermeerderd met de wettelijke rente. Ook vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.111,- en de proceskosten. [eiser] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
3.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] op grond van artikel 7:600 jo. artikel 7:609 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aansprakelijk is voor de uit de hotelkamer van [eiser] gestolen goederen. [gedaagde] heeft niet alle benodigde veiligheidsmaatregelen genomen. Op grond van artikel 5.5 van de Algemene Voorwaarden moest [gedaagde] op de goederen letten als een goedhuisvader, hieraan is niet voldaan. Mevrouw [naam 1] is eigenaar van de gestolen sieraden en tas en heeft haar vordering op het [gedaagde] aan [eiser] gecedeerd.
3.3.
Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat het Exoneratiebeding niet van toepassing is aangezien sprake is grove schuld aan de zijde van [gedaagde] . Anders moet het Exoneratiebeding worden vernietigd, omdat het Exoneratiebeding op onredelijk bezwarend is.
3.4.
[gedaagde] betwist dat de door [eiser] genoemde goederen zijn gestolen. Daarnaast stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat zij aan haar zorgplicht om de diefstal te voorkomen heeft voldaan. Hierdoor kan de diefstal [gedaagde] niet worden toegerekend. [eiser] heeft er ook zelf voor gekozen om het geld en de kostbare sieraden in de hotelkamer achter te laten en niet aan [gedaagde] te geven om te bewaren in de bewaakte hotelkluis. Daarnaast stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [gedaagde] haar aansprakelijkheid in het Exoneratiebeding heeft uitgesloten.

4.De beoordeling

4.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.1.
[eiser] is op Cyprus gevestigd. Daarom zal de rechtbank toetsen of de Nederlandse rechter bevoegd is de zaak te behandelen en welk recht van toepassing is.
4.1.2.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 4 lid 1 Verordening Brussel I-bis [2] bevoegd van de vordering kennis te nemen, omdat [gedaagde] woonplaats heeft in Nederland.
4.1.3.
[eiser] heeft zijn vorderingen gebaseerd op Nederlands recht. Ook [gedaagde] gaat uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Partijen hebben dus een stilzwijgende rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht. Een dergelijke impliciete rechtskeuze is mogelijk op grond van Rome I [3] (zie artikel 3 lid 1). De vorderingen zullen dus worden beoordeeld naar Nederlands recht.
4.2.
Is [gedaagde] aansprakelijk?
4.2.1.
De rechtbank stelt voorop dat het beroep van [eiser] op artikel 5.5 van de Algemene Voorwaarden niet slaagt. Dit artikel is namelijk niet van toepassing, aangezien vaststaat dat [eiser] niet goederen aan [gedaagde] heeft gegeven om voor hem te bewaren.
4.2.2.
Artikel 7:609 lid 1 BW is wel van toepassing op de verhouding van partijen. Op grond van dit artikel is de hotelhouder als een bewaarnemer aansprakelijk voor beschadiging of verlies van zaken, die in het hotel zijn meegebracht door een gast die daar zijn intrek heeft genomen. Op grond van artikel 7:609 lid 2 BW is de hotelhouder niet aansprakelijk voor gedragingen van personen die de gast zelf in het hotel heeft meegebracht of uitgenodigd. Uit artikel 7:609 BW volgt dat aansprakelijkheid wordt gevestigd voor schade die is veroorzaakt door alle derden die de gast niet zelf heeft meegebracht of uitgenodigd. De hotelhouder kan op grond van artikel 6:74 lid 1 BW aan aansprakelijkheid ontkomen door zich erop te beroepen dat de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.2.3.
In de onderhavige zaak staat vast dat er op 10 maart 2022 in de hotelkamer van [eiser] is ingebroken. [gedaagde] voert als verweer dat de inbraak niet aan haar kan worden toegerekend. De vraag moet dus worden beantwoord of [gedaagde] die maatregelen heeft getroffen om diefstal te voorkomen die van haar konden worden gevergd in verband met het aanwenden van een goede zorg. Op [gedaagde] rust de stelplicht en bij gemotiveerde betwisting de bewijslast van deze stelling.
4.2.4.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] aan haar zorgplicht om diefstal te voorkomen heeft voldaan. [gedaagde] heeft de maatregelen getroffen die in redelijkheid van haar mochten worden verwacht om verlies van de in haar hotel meegebrachte zaken te voorkomen. [gedaagde] heeft uiteengezet welke veiligheidsmaatregelen zij heeft genomen om diefstallen te voorkomen (zie rov. 2.5). Hierdoor kan de vermeende diefstal niet aan [gedaagde] worden toegerekend. Het zou onredelijk zijn om nog meer maatregelen van [gedaagde] te verlangen. [gedaagde] heeft er een belang bij om haar normale bedrijfsuitoefening door het nemen van buitensporige veiligheidsmaatregelen niet te zeer te belemmeren. Gasten hebben ook een privacybelang om niet constant overal te worden bekeken.
4.2.5.
[eiser] betwist dat [gedaagde] alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid van haar mochten worden verwacht. [gedaagde] is een wereldtop-luxehotel waar een dergelijke diefstal niet plaats had mogen vinden. Er zitten grote gaten in het veiligheidsbeleid. Twee criminelen hebben zich kunnen voordoen als ‘vermogende hotelgasten'. Bij de screening van [naam 3] voor het inchecken van het hotel heeft [gedaagde] in ieder geval gefaald. [naam 3] is een Roemeense crimineel die met een vals paspoort heeft kunnen inchecken. De tweede man is niet ingecheckt, maar heeft blijkbaar wel kunnen beschikken over een keycard, waarmee hij toegang had tot de etages waarop de hotelkamers zich bevinden. Daarnaast zat [naam 3] op de dag van de diefstal op een stoel voor de lift op de etage van [eiser] terwijl [naam 3] op een andere etage verbleef. [naam 3] had een opvallend uiterlijk gezien zijn tatoeages, baard en pet. De supervisor van [gedaagde] had dit opvallende signalement gesignaleerd en had kort daarvoor gesignaleerd dat de deur van de hotelkamer van [eiser] niet goed sloot. [gedaagde] had op dat moment moeten ingrijpen. Dit geldt temeer omdat [gedaagde] hierop bedacht had kunnen zijn gelet op de recente tendens van geruchtmakende inbraken bij internationale tophotels. Ook hangen er ten onrechte in het trappenhuis en de gangen van [gedaagde] geen camera’s. De diefstal zou niet hebben plaatsgevonden als de beveiliging van [gedaagde] op orde was geweest.
4.2.6.
De rechtbank begrijpt de argumenten van [eiser] zo dat [eiser] vindt dat [gedaagde] naast de reeds genomen veiligheidsmaatregelen:
- voor het inchecken [naam 3] beter had moeten screenen en bij het inchecken
had moeten constateren dat het paspoort van [naam 3] vals was;
- had moeten voorkomen dat de andere man/verdachte over een keycard
kon beschikken;
- had moeten ingrijpen toen bleek dat de deur van de hotelkamer van
[eiser] niet goed sloot en toen de supervisor daarna [naam 3] met een opvallend signalement op de stoel voor de lift zag zitten; en
- camera’s in de gangen en het trappenhuis had moeten ophangen.
4.2.7.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] voldoende vergaande veiligheidsmaatregelen heeft genomen. Zo is in het [gedaagde] er een professionele (en altijd aanwezige) beveiligingsdienst, worden (nieuwe) medewerkers gescreend, worden alle (nieuwe) medewerkers opgeleid om verdachte gedragingen te herkennen, zijn alle deuren, sloten en kluizen specifiek gericht op het voorkomen van inbraak en hangen er 125 camera’s in en rondom het gebouw. Daarnaast moeten mensen over een keycard beschikken om op de gastenverdiepingen te kunnen komen.
4.2.8.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] geen verplichting heeft om gasten te ‘screenen’ voordat zij inchecken en geen verplichting heeft om te constateren of paspoorten vals zijn. Ten eerste geldt dat in principe iedereen in hotels moet kunnen verblijven. Een screening van gasten is niet gebruikelijk. Ten tweede geldt dat het [gedaagde] geen opsporingsinstantie is en dus ook niet over middelen beschikt om dergelijke controles te kunnen uitoefenen. Een dergelijke verplichting kan ook niet van haar worden gevergd. Bovendien is niet gebleken dat de valsheid van het paspoort zo evident was dat de medewerkers van het [gedaagde] die valsheid hadden moeten ontdekken.
4.2.9.
Ten aanzien van het feit dat de tweede verdachte, die geen gast was, over een keycard beschikte, heeft [gedaagde] toegelicht dat zij dit achteraf pas heeft geconstateerd. Zij heeft er ook geen controle over als gasten hun keycard aan een ander geven. Dit komt de rechtbank logisch voor. [gedaagde] heeft geen zicht op en kan ook geen zicht hebben op wat gasten tijdens hun verblijf met hun keycard doen. Het is de rechtbank ook niet duidelijk op welke wijze [gedaagde] had moeten voorkomen dat de tweede verdachte over een keycard kon beschikken.
4.2.10.
In tegensteling tot [eiser] aangeeft staat in de aangifte van [gedaagde] van vernieling dat de supervisor opmerkte dat de deur van de hotelkamer van [eiser] weliswaar slecht sloot, maar dat hij de deur op 10 maart 2022 wel heeft gesloten. [4] Dat dit verdacht zou zijn, kan de rechtbank niet volgen. Het feit dat de supervisor daarna [naam 3] op een stoel voor de lift zag zitten, maakt ook niet dat de supervisor [naam 3] van iets had moeten verdenken. [naam 3] had een baard, tatoeages en een pet op. De rechtbank is van oordeel dat dit niet een dusdanig opvallend signalement is dat de supervisor naar aanleiding daarvan had moeten handelen. Dit geldt te meer aangezien [gedaagde] ook heeft toegelicht dat er in het hotel veel verschillende type gasten en veel verschillende mensen met een opvallend uiterlijk in het [gedaagde] komen. [eiser] geeft zelf in de dagvaarding over het feit dat [naam 3] voor de lift zat ook nog aan: “
Uiteraard was dit toen nog geen aanleiding om daar verder aandacht aan te besteden.” [5] Daarnaast is niet gebleken dat de supervisor wist of had moeten weten dat [naam 3] op een andere verdieping als gast verbleef.
4.2.11.
[gedaagde] heeft 125 camera’s in en rondom het gebouw hangen. De verdiepingen waarop de hotelkamers van de gasten zich bevinden kunnen niet ongeautoriseerd worden bereikt en iedere toegang tot de verdiepingen met hotelkamers heeft een camera. De rechtbank ziet niet in wat de toegevoegde waarde van de camera’s in het trappenhuis zou zijn. In het trappenhuis kunnen alleen mensen komen die over een keycard beschikken. Op de camerabeelden zal slechts zichtbaar zijn welke van deze mensen zich naar andere verdiepingen begeven en niet wie er bepaalde hotelkamers ingaat.
4.2.12.
Ten aanzien van de camera’s op de gangen geldt dat [gedaagde] heeft toegelicht dat zij dergelijke camera’s niet heeft vanwege de privacy van gasten en de belasting die het van haar zou vergen. De rechtbank komt deze toelichting logisch voor en is dan ook van oordeel dat deze belangen in dit geval ertoe leiden dat het niet van [gedaagde] kan worden verwacht om in elke gang camera’s op te hangen waarop de toegang van elke kamer zichtbaar is.
4.2.13.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat de opstelling van [gedaagde] na de diefstal laconiek zou zijn, dat [gedaagde] na de ontdekking onvoldoende voortvarend hebben gehandeld en onvoldoende heeft meegewerkt aan het politieonderzoek. Voor zover die opstelling van [gedaagde] na diefstal volgens [eiser] zou moeten leiden tot het oordeel dat de diefstal aan [gedaagde] moet worden toegerekend, kan de rechtbank hem daarin niet volgen. Een eventuele andere opstelling van [gedaagde] na de diefstal had de diefstal namelijk niet kunnen voorkomen.
4.2.14.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat [gedaagde] die maatregelen heeft getroffen om diefstal te voorkomen die van haar konden worden gevergd in verband met het aanwenden van een goede zorg. [eiser] heeft dit met het voorgaande onvoldoende betwist. Hierdoor kan de gestelde diefstal niet aan het [gedaagde] worden toegerekend. Aangezien [gedaagde] niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:609 lid 1 BW heeft [eiser] geen belang bij zijn vordering om (i) voor recht te verklaren dat het Exoneratiebeding geen toepassing vindt en (ii) dit beding te vernietigen. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af.
4.2.15.
De rechtbank merkt nog op dat zij met het voorgaande geen antwoord heeft gegeven op de vraag of en zo ja, welke goederen er bij de inbraak zijn weggenomen.
4.3.
De proceskosten
4.3.1.
De proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente komen voor rekening van [eiser] omdat hij ongelijk krijgt. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op.
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2 punt × tarief € 1.770,00)
Totaal € 9.277,00
4.3.2.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 9.277,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van der Vegte en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022. [6]

Voetnoten

1.Dagvaarding, productie 13.
2.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
3.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
4.Conclusie van antwoord, productie 7, p. 2.
5.Dagvaarding, § 6.
6.type: