ECLI:NL:RBAMS:2022:8208
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- J.G. Vegter
- J.A.A.G. de Vries
- E.G.M.M. van Gessel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel
Op 28 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 31 januari 2020 door een onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in 1989, heeft de Nederlandse nationaliteit en was niet aanwezig tijdens de zittingen vanwege een coronabesmetting. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 18 oktober 2022 geschorst en later voortgezet op 28 december 2022, waarbij de officier van justitie mr. G.P. Sholeh aanwezig was. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat deze persoon de Nederlandse nationaliteit heeft. De officier van justitie en de verdediging hebben aangegeven dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering, omdat het EAB was ingetrokken. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot behandeling van het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, samen met mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, en is uitgesproken ter openbare zitting.