ECLI:NL:RBAMS:2022:8206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
99/001271-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens niet-naleving van bijzondere voorwaarden

Op 29 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van een veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie, ingediend op 7 december 2022, beoordeeld. De veroordeelde, die op 11 april 2022 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld, heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn v.i. waren verbonden. Hij heeft zich onttrokken aan het toezicht van de reclassering en is niet verschenen op afspraken voor financiële begeleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere voorwaarden niet heeft nageleefd, waaronder het melden bij de reclassering en het volgen van behandeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de veroordeelde nog een kans te geven, gezien het gebrek aan informatie over zijn gedrag en de onbereikbaarheid voor de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de v.i. herroepen voor de duur van 90 dagen. De beslissing is genomen door mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter, en mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en C. Wildeman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.F. Wormhoudt. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
VI-zaaknummer : 99/001271-21
Parketnummer : 13/033320-20
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie ex de artikelen 6:2:13 jo. 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) (oud) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van
[veroordeelde] (hierna: de veroordeelde),
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres [BRP-adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de vordering van de officier van justitie van 7 december 2022;
  • het v.i.-advies van 27 januari 2022;
  • de reclasseringsadviezen van 9 februari 2022;
  • het besluit v.i. van 22 maart 2022;
  • het voortgangsverslag van de reclassering van 28 september 2022;
  • de officiële waarschuwing van het openbaar ministerie van 8 november 2022;
  • het wijzigingsbesluit van het openbaar ministerie van 8 november 2022;
  • het reclasseringsadvies voortijdige beëindiging toezicht van 29 november 2022;
  • de brief van de moeder van veroordeelde van 15 december 2022.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Bertels, en heeft de toezichthouder van veroordeelde, [medewerkster Reclassering Nederland] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, als getuige-deskundige gehoord.
Veroordeelde is niet ter terechtzitting verschenen. De raadsman van veroordeelde, mr. J.S.W. Boorsma, was ter terechtzitting aanwezig, maar niet uitdrukkelijk gemachtigd om namens veroordeelde het woord te voeren.

2.Procesgang

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van
29 januari 2021 is aan de veroordeelde – onder meer – een gevangenisstraf opgelegd van 3 (drie) jaren, met aftrek van de tijd die door de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van deze straf is met ingang van 13 februari 2021 gestart.
Veroordeelde is, gelet op artikel 6:2:10 en 6:2:11 Sv (oud), op 11 april 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat hij:
  • zich niet in Diemen bevindt (door het wijzigingsbesluit van het openbaar ministerie is de elektronische monitoring van dit locatieverbod op 8 november 2022 beëindigd);
  • op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het tijdelijk verblijfadres [verblijfadres] , totdat er een plek beschikbaar is bij Stichting [naam stichting] (door het wijzigingsbesluit van het openbaar ministerie is dit locatiegebod op 8 november 2022 beëindigd);
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] , en zich daar blijft melden zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door De Waag/Fivoor of soortgelijke hulpverlener, op tijden en plaatsen zoals door of namens die zorgverlener wordt aangegeven, en zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling worden gegeven;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten: Stichting [naam stichting] , althans in een soortgelijke instelling;
  • meewerkt en zich actief inspant voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden toont;
  • openheid van zaken geeft ten aanzien van zijn financiële situatie en sociale netwerk;
  • meewerkt aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel gericht op de monitoring en/of beheersing van middelengebruik.
Op 1 december 2022 is, op grond van artikel 6:3:15 Sv (oud), de aanhouding van veroordeelde bevolen. Veroordeelde is tot op heden (nog) niet aangehouden.
De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie is op 7 december 2022 op de griffie van de rechtbank ontvangen.

3.De inhoud van vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept voor de duur van 90 dagen, wegens het niet naleven van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Veroordeelde heeft zich onttrokken aan het reclasseringstoezicht. Veroordeelde is op 14 november 2022 niet verschenen op een afspraak voor financiële begeleiding. Hij is sinds 17 november 2022 niet meer verschenen op meldplichtafspraken en is onbereikbaar voor de reclassering.

4.De beoordeling

4.1.
De v.i.-regeling
Volgens de v.i.-regeling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:2:10 Sv (oud), vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Aan de (periode van de) v.i. kunnen door het Openbaar Ministerie algemene en bijzondere voorwaarden worden gesteld. Indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd, kan, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 Sv (oud) de v.i. echter worden herroepen. Deze beslissing wordt genomen door de rechtbank, op vordering van de officier van justitie.
4.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot herroeping van de v.i. gehandhaafd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat veroordeelde zich aan het toezicht door de reclassering heeft onttrokken. Daarnaast beschikt de rechtbank niet over enige informatie die het gedrag van veroordeelde zou kunnen verklaren en waarin aanleiding zou kunnen worden gezien om hem nog een kans te geven.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde meerdere bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling waren verbonden, niet heeft nageleefd en dat de vordering van de officier van justitie dan ook dient te worden toegewezen.

5.Beslissing

De rechtbank
wijst toede vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Veroordeelde komt daardoor, gelet op artikel 6:2:10 Sv (oud), na tenuitvoerlegging van deze 90 dagen opnieuw in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is gegeven door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2022.
Tegen deze beslissing staat géén rechtsmiddel open.