Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Beslissing
niet-ontvankelijkin haar vordering.
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere oplichtingen en diefstallen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. J. Ang, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. P. Figge, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere oplichting in vereniging en diefstal met geweld, gepleegd in de periode van januari tot maart 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een modus operandi, maar dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. Het contact met de aangevers was via het IP-adres van de verdachte, maar dit alleen was niet voldoende om zijn rol vast te stellen, aangezien het account door meerdere personen werd gebruikt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten, en heeft hem daarom vrijgesproken. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de feiten is vrijgesproken. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.