ECLI:NL:RBAMS:2022:8199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
13.319607.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met betrekking tot een telefoon, vrijspraak voor oplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder oplichting en diefstal. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. J. Ang, de vordering heeft gepresenteerd en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Gunning. De tenlastelegging omvatte onder andere oplichting in vereniging en diefstal met geweld van telefoons van verschillende aangevers in de periode van januari tot maart 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingszaken, en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot de aangevers, behalve in het geval van aangever [persoon 3]. In deze zaak was er wel voldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de telefoon van aangever [persoon 3]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had voorgedaan als een betrouwbare koper op Marktplaats, een afspraak had gemaakt en vervolgens de telefoon had weggenomen zonder te betalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte in de meeste zaken werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een first offender is en dat er geen eerdere veroordelingen zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.319607.21
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Gunning, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 16 januari 2021 tot en met 5 maart 2021 te Amsterdam oplichting in vereniging van [persoon] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 16 januari 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van een telefoon toebehorende aan [persoon] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 23 januari 2021 tot en met 2 februari 2021 te Amsterdam diefstal in vereniging van telefoons toebehorende aan [persoon 7] en/of [persoon 11] en/of [persoon 9] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 10] en/of Nationale Politie Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het feit met betrekking tot aangevers [persoon 2] / [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 8] en [persoon 10] wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij deze tenlastegelegde feiten is het telefoonnummer van verdachte aan aangevers gegeven ofwel is gecommuniceerd vanaf het account met de naam [naam account 1] . Daarnaast zijn gesprekken aangetroffen in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] met verdachte, zodat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
De raadsman van verdachteheeft vrijspraak bepleit. Uit onderzoeksbevindingen en de verklaring van verdachte blijkt dat ook andere personen gebruik maakten van de telefoon van verdachte.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat bij de reeks oplichtingen en diefstallen in de tenlastegelegde periode veel overeenkomsten zijn, omdat de specifieke handelwijze, zoals die uit het dossier blijkt veelal overeenkomt: de zogenaamde modus operandi. Telkens werd via bepaalde accounts contact gezocht met verkopers van een iPhone telefoon en werd met hen afgesproken in de regio Strandvliet. De verkopers werd dan verzocht hun telefoon leeg te maken en toen de verdachten de telefoon in handen kregen renden zij er met de telefoon vandoor, zonder te betalen.
Naar aanleiding van meerdere aangiftes is de politie een onderzocht gestart, waarbij pogingen zijn geweest tot meerdere pseudokopen. Na de laatste pseudokoop zijn de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden en leek er een einde te zijn gekomen aan de reeks van oplichtingen en diefstallen.
Naast de vastgestelde modus operandi, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval ondersteunend bewijs aanwezig dient te zijn voor de betrokkenheid van verdachte om tot een bewezenverklaring van het feit te komen.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij, met de raadsman en de officier van justitie, van oordeel is dat verdachte dient te worden vrijgesproken in de zaken met aangevers [persoon] , [persoon 7] , [persoon 9] en Nationale Politie Amsterdam, omdat uit het dossier geen enkele betrokkenheid blijkt van verdachte bij deze zaken, afgezien van de genoemde modus operandi.
In de overige zaken, met aangevers [persoon 2] / [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 8] en [persoon 10] , is in het contact met aangevers telkens het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , het telefoonnummer van verdachte, gegeven om contact te onderhouden en de verkoop af te ronden ofwel was de naam horende bij het account waarmee contact met aangevers werd gelegd [naam account 1] .
De rechtbank stelt vast dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] niet direct gelinkt kan worden aan het account [naam account 1] . Dat dit telefoonnummer enkele keren is doorgegeven via dit account, maakt nog niet dat zij onlosmakelijk verbonden zijn. Er is immers ook meermalen met het account [naam account 1] gecommuniceerd zonder dit telefoonnummer door te geven en dit telefoonnummer is ook doorgegeven wanneer contact was vanuit de accounts ‘ [naam account 2] ’ en ‘ [naam account 3] ’. Bij [naam account 3] is door de politie vastgesteld dat het contact plaatsvond vanaf het IP-adres van medeverdachte [medeverdachte 2] , zodat niet kan worden geconcludeerd dat wanneer het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] werd doorgegeven er dus sprake was van contact door verdachte.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastegelegde feiten met aangevers waarin is gecommuniceerd via het account [naam account 1] waarbij niet het telefoonnummer van verdachte is doorgegeven, te weten aangevers [persoon 6] , [persoon 8] en [persoon 10] .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] inderdaad zijn telefoonnummer is, maar dat hij zijn telefoon in die tijd wel eens uitleende. Hij heeft niet willen verklaren aan wie of wanneer hij zijn telefoon zou hebben uitgeleend.
Verdachte heeft hiermee een alternatief scenario geschetst voor voornoemde tenlastegelegde feiten, maar dit niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk geworden. Het telefoonnummer kan gekoppeld worden aan verdachte. In beginsel mag dan ook worden aangenomen dat verdachte degene is die gebruik maakt van deze telefoon. Dit is slechts anders indien verdachte een verifieerbare verklaring kan afleggen waaruit kan blijken dat hij daarvoor niet verantwoordelijk is. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon wel eens uitleende, is hiertoe onvoldoende. De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat het verdachte is geweest die in de tenlastegelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] .
Het enkele doorgeven via de Marktplaatsaccounts van dit telefoonnummer maakt echter nog niet dat daadwerkelijk contact is geweest met verdachte. Afgezien van het contact met aangever [persoon 2] , zoals hieronder zal worden besproken, is er geen bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte daadwerkelijk contact heeft gehad met voornoemde aangevers. Uit het dossier blijkt bijvoorbeeld niet dat de telefoon van verdachte is onderzocht om aan te kunnen tonen dat vanuit verdachte contact is geweest met voornoemde aangevers, terwijl contact tussen verdachte en aangevers verder ook niet uit ander bewijsmateriaal blijkt.
Daarnaast wordt door voornoemde aangevers een signalement van de daders opgegeven. Over het algemeen betreft dit een signalement van een persoon met een donkere huidskleur en donkere kleding. Dit signalement is zo algemeen en weinig concreet dat de rechtbank hier geen conclusies aan kan verbinden. Daar waar er wel specifiekere signalementen gegeven worden passen deze onvoldoende op verdachte.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank verdachte tevens vrijspreken in de zaken met aangevers [persoon 4] en [persoon 5] .
Tot slot overweegt de rechtbank dat in het dossier voldoende bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring in de zaak met aangevers [persoon 2] / [persoon 3] . Aangever [persoon 3] had zijn telefoon op Marktplaats te koop aangeboden en via het account met de naam [naam account 3] werd het telefoonnummer van verdachte doorgegeven voor verder contact. Omdat aangever [persoon 3] dat weekend niet thuis was, is haar huisgenoot [persoon 2] naar de afspraak gegaan, waar zij is bestolen van de telefoon van [persoon 3] . Het contact over de verdere verkoop van de telefoon heeft dus voornamelijk plaatsgevonden tussen het telefoonnummer van verdachte en aangever [persoon 2] . Deze gesprekken zijn bij de aangifte gevoegd.
Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden is zijn telefoon uitgelezen. In deze telefoon zijn gesprekken gevonden tussen [medeverdachte 1] en het telefoonnummer van verdachte, opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam verdachte] ’. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn bijnaam is. In deze gesprekken wordt gesproken over het ‘nakken’ van een iPhone en worden door [bijnaam verdachte] meerdere foto’s gestuurd. Na onderzoek blijkt dat deze foto’s screenshots zijn van het gesprek met aangever [persoon 2] .
Nu [bijnaam verdachte] , dus verdachte, deze screenshots heeft verstuurd en uit de aangiften van [persoon 2] en [persoon 3] blijkt dat dit gesprek is gevoerd met het telefoonnummer van verdachte, acht de rechtbank in voldoende mate bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij deze diefstal dan wel oplichting van de telefoon toebehorende aan aangever [persoon 3] . Verdachte heeft immers het contact onderhouden met aangever(s) en de afspraak gemaakt. Uit het Whatsappgesprek blijkt tevens dat verdachte op het afgesproken tijdstip aan aangever vraagt waar zij staat en dat vervolgens door haar een foto wordt gestuurd van metrostation Strandvliet. Gelet hierop gaat de rechtbank er tevens vanuit dat verdachte aanwezig is geweest bij het daadwerkelijk wegnemen van de telefoon.
Nu de telefoon toebehoorde aan [persoon 3] zal de rechtbank verder uitgaan van de oplichting dan wel diefstal van de telefoon van [persoon 3] .
Bovengenoemde is aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegd als een oplichting van [persoon 3] en onder feit 3 als de diefstal van de telefoon van [persoon 3] . De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is hoe de bovengenoemde handelingen gekwalificeerd dienen te worden.
Bij diefstal is de wegnemingshandeling essentieel. Voor het vervullen van dat bestanddeel is vereist dat de dader zich een feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. Bij oplichting dient sprake te zijn van (het bewegen tot) afgifte. De rechtbank stelt voorop dat de vraag of bepaalde gedragingen ‘wegnemen’ of ‘afgifte’ opleveren niet steeds ondubbelzinnig is te beantwoorden, aangezien tussen de inhoud van die begrippen geen scherpe grens bestaat. Dat brengt mee dat aan de rechter enige vrijheid toekomt om bepaalde gedragingen ofwel als ‘wegnemen’ ofwel als ‘afgifte’ te kwalificeren. Uit de aangifte blijkt dat de twee daders zijn weggerend met de telefoon, zonder voor de telefoon te betalen. Het zich voordoen als koper van de telefoon, het maken van een afspraak om de telefoon te kopen en vervolgens op de betreffende plek te bekijken of de telefoon naar wens was, was met de bedoeling om de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Door op die wijze te handelen en door de telefoon zonder te betalen mee te nemen, hebben verdachte en zijn medeverdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over de telefoon verschaft, dat naar het oordeel van de rechtbank van wegnemen moet worden besproken. Dit betekent dat de feitelijke gang van zaken gekwalificeerd kan worden als een diefstal, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting van aangever [persoon 3] .

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Zoals door de rechtbank onder overweging 4 is overwogen kan verdachte worden aangemerkt als medepleger van de diefstal van de telefoon toebehorende aan aangever [persoon 3] . Verdachte zal ten aanzien van de overige aangevers worden vrijgesproken.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 23 januari 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een telefoon, Iphone Xs, die toebehoorde aan [persoon 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen, waarvan een gedeelte, groot 80 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.
De raadsman van verdachteheeft geen opmerkingen gemaakt over de strafmaat.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon door zich via Marktplaats voor te doen als een betrouwbare koper, vervolgens een afspraak te maken met de verkoper en uiteindelijk met die telefoon weg te rennen. Een dergelijke diefstal plegen op klaarlichte dag is niet alleen heel brutaal en ergerlijk, maar veroorzaakt ook schade en draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarnaast heeft hij het vertrouwen in handel van goederen via de internetsite Marktplaats schade toegebracht.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 20 september 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft in deze zaak niet geadviseerd omdat kennisgeving van deze strafzaak zodanig laat is verstrekt dat advisering niet mogelijk meer was. De rechtbank heeft besloten behandeling van de strafzaak, gelet op de wens van verdachte om duidelijkheid ten aanzien van de beschuldigingen, niet aan te houden, doch wel te behandelen en te beslissen.
Ter zitting heeft
de moeder van verdachteverklaard dat het de afgelopen tijd moeilijk is geweest thuis, omdat haar man, de vader van verdachte, onlangs is overleden. Dit is moeilijk voor verdachte, omdat hij erg hecht was met zijn vader. Verdachte gaat naar school en helpt goed in het huishouden. Het gezin gaat binnenkort verhuizen van Amsterdam [plaats] naar [plaats].
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat diefstallen kwalijke feiten zijn waarvoor een consequentie dient te volgen. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte een first offender is en sinds de huidige verdenking niet opnieuw in aanraking gekomen met politie of justitie, terwijl het feit van anderhalf jaar geleden dateert. Daarnaast is de rechtbank weinig bekend over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, omdat geen hulpverlening betrokken is en geen onderzoek is verricht door de Raad. De rechtbank ziet gelet op die omstandigheden geen aanleiding om een voorwaardelijke straf met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 9] :
De benadeelde partij [persoon 9] vordert € 768,99 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van deze zaak zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 11] :
De benadeelde partij [persoon 11] vordert € 350,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van deze zaak zal worden vrijgesproken
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon] :
De benadeelde partij [persoon] vordert € 205,07,- aan materiële schadevergoeding en € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van deze zaak zal worden vrijgesproken

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van
25 (vijfentwintig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 9]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 11]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.K. Mireku en A.G.P. van der Baan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2022.
[...]