In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huiseigenaar, [eiser], en zijn bovenbuurvrouw, [gedaagde], over geluidsoverlast. [Eiser] woont sinds 1997 in een flatwoning en heeft sinds oktober 2020 last van geluiden die door [gedaagde] in haar appartement worden veroorzaakt. Ondanks het leggen van een nieuwe vloer door [gedaagde], blijft [eiser] hinder ervaren van loopgeluiden, muziek en andere geluiden. Hij heeft verschillende geluidsmetingen laten uitvoeren, waaruit blijkt dat de geluidsoverlast in de slaapkamer de normen van het Bouwbesluit 2012 overschrijdt, maar de kantonrechter oordeelt dat deze overschrijding beperkt is en niet automatisch leidt tot onrechtmatige hinder.
De kantonrechter overweegt dat de geluidsoverlast niet alleen afhankelijk is van de gemeten waarden, maar ook van de omstandigheden van het geval. De rechter wijst erop dat de normen van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) niet bindend zijn en dat het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing was op het gebouw dat in 1966 is gebouwd. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de ervaren geluidsoverlast, omdat de VVE verantwoordelijk is voor de gemeenschappelijke delen van het gebouw. Bovendien heeft [gedaagde] al maatregelen genomen door een nieuwe vloer te leggen die voldoet aan de eisen van de VVE.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [gedaagde]. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij geluidsoverlast niet alleen naar de meetresultaten te kijken, maar ook naar de context en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.