ECLI:NL:RBAMS:2022:8180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
13/254412-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor winkeldiefstal met recidive en overwegingen omtrent ISD-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 december 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 4 oktober 2022 in Amsterdam jassen van het merk The North Face heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is thans gedetineerd. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. A.C. Lub, een gevangenisstraf geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest of een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft geoordeeld dat het bewezen geachte feit strafbaar is. De rechtbank heeft ook gekeken naar de voorgeschiedenis van de verdachte, die veelvuldig in aanraking is gekomen met de politie voor vergelijkbare feiten. Ondanks het advies van de reclassering om een ISD-maatregel op te leggen, heeft de rechtbank besloten deze vordering af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een geldige verblijfsstatus heeft en dat de ISD-maatregel niet passend is, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn intentie om terug te keren naar zijn land van herkomst. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 weken, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/254412-22
Datum uitspraak: 30 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Lub, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Leyten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is -kort gezegd- ten laste gelegd dat hij op 4 oktober 2022 in Amsterdam bij [naam winkel] jassen (van het merk The North Face) heeft gestolen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd

3.Waardering van het bewijs

Verdachte heeft het feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt op grond van artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 december 2022;
Het geschrift, zijnde een landelijk aangifteformulier voor winkeliers met bijlagen van 4 oktober 2022, opgesteld door [persoon 1] algemeen directeur bij [naam winkel] (doorgenummerde pagina 03 tot en met 07 van het dossier).
De rechtbank vindt op grond van deze bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 4 oktober 2022 te Amsterdam The North Face jassen (totale waarde van ongeveer 840 euro), die aan winkelbedrijf [naam winkel] ([adres]) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van
2 jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen maar een een gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel van 1 jaar op te leggen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Een ISD-maatregel betreft een ultimum remedium. Het opleggen van een ISD-maatregel voldoet op dit moment niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Een ISD-maatregel kan voor verdachte niets betekenen. Verdachte weet dat er een risico is in het drugsgebruik en wil daar verre van blijven. Vandaar dat hij na zijn detentie Nederland zo snel mogelijk wil verlaten om naar zijn familie in [land 1], dan wel [land 2], te gaan. Hij zal daar in een positief sociaal (ondersteunend) netwerk belanden. Verdachte kan met hulp van zijn familie terugkeren naar zijn land van herkomst. Bij die terugkeer krijgt hij hulp van zijn zus en neef. Zijn zus kan een vliegticket bekostigen en zijn neef heeft toegezegd hem vanuit Nederland te begeleiden bij zijn terugkeer naar [land 1] en hem in de tussentijd onderdak te bieden wanneer hij vrij komt.
Wanneer verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd is het maar de vraag of binnen de maatregel een begin kan worden gemaakt met behandeling van de problematiek van verdachte, en kan worden toegewerkt aan repatriëring. De verblijfstatus van verdachte is op dit moment onzeker. De onzekerheid van deze verblijfstatus zou, als die lang blijft bestaan, tot gevolg kunnen hebben dat aan verdachte weinig wordt aangeboden binnen het traject, in afwachting van de beslissing van de IND, die niet of pas aan het einde van het traject komt. Dat zou betekenen dat het opleggen van een ISD-maatregel aan verdachte neerkomt op twee jaar “kale” detentie.
Verdachte vindt dat te snel geadviseerd is hem een ISD-maatregel op te leggen. Hij is nu in detentie afgekickt en is van plan om naar zijn familie terug te keren. Hij verklaart dat hij geen hulp nodig heeft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 november 2022, waaruit volgt dat verdachte in korte tijd veelvuldig is vervolgd voor winkeldiefstal.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 5 december 2022, opgemaakt door [persoon 2]. Uit het rapport komt naar voren dat er sprake is van een delictspatroon van vermogensdelicten en dat verdachte voldoet aan de harde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Het leven van verdachte is op diverse levensgebieden instabiel. Hij beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats en hij heeft geen inkomen of duurzame dagbesteding. Daarnaast is sprake van een heroïneverslaving, hetgeen door verdachte wordt onderschat.
De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. Gelet op de problematiek op diverse leefgebieden, vindt de reclassering het wenselijk dat er interventies ingezet worden in de intramurale fase om de kans op een voorspoedige terugkeer en ‘zachte landing’ in het land van herkomst te bewerkstelligen. Geadviseerd wordt om middels onderzoek en behandeling in het kader van de ISD-maatregel in [detentieadres 2] de problematiek te doorbreken.
[persoon 2] heeft voorafgaand aan de zitting per e-mailbericht op 19 december 2022 het advies in het rapport bevestigd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de formele vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel. Toch ziet de rechtbank aanleiding om de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Verdachte heeft een geldige verblijfsstatus in Nederland. Omdat voor verdachte geen extramurale fase gericht op resocialisatie in Nederland mogelijk is, zou de ISD-maatregel in zijn geval, naast bescherming van de maatschappij, als voornaamste doel hebben om hem terug te laten keren naar [land 1], zijn land van herkomst. Hoewel de IND heeft aangekondigd dat verdachte ongewenst zal worden verklaard is een daartoe strekkend besluit (nog) niet genomen. Plaatsing in de daarvoor bestemde afdeling, gericht op repatriëring van vreemdelingen in de ISD naar het land van herkomst, is daarom (nog) niet aan de orde en verdachte zal naar verwachting dan ook op een reguliere ISD-afdeling geplaatst worden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven op eigen initiatief te willen terugkeren naar [land 1] of naar familie in [land 2] alwaar zijn zus en meerdere familieleden wonen en werken. De verdediging heeft per e-mail van 30 december 2022 een verklaring van de neef van verdachte overlegd, waaruit volgt dat verdachte na detentie bij zijn neef in zijn huis in [plaats] kan verblijven en hij verdachte zal ondersteunen bij zijn terugkeer naar [land 1]. Uit de verklaring van zijn zus volgt dat zij een ticket voor verdachte zal kunnen bekostigen. Verdachte heeft dit ter zitting bevestigd. De rechtbank heeft daardoor het vertrouwen dat verdachte op korte termijn zijn voorgenomen vertrek uit Nederland zal realiseren. Hoopgevend is daarbij dat verdachte zijn verslavingsproblemen aan zijn neef kenbaar heeft gemaakt.
Hoewel de rechtbank ziet dat verdachte op verschillende leefgebieden problemen ervaart en de noodzaak van beperking van recidive onderkent, wordt het opleggen van de ISD-maatregel op dit moment, gelet op het voorgaande alternatief, niet passend en noodzakelijk geacht. Bij die afweging neemt de rechtbank mee dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat er geen sprake is van toename in ernst of frequentie van feiten en evenmin van gewelddadig gedrag bij verdachte. Ook speelt een rol dat verdachte in het verleden niet een aangesloten periode verslaafd lijkt te zijn geweest, hij de afgelopen periode in detentie abstinent is gebleven van drugs en ter terechtzitting heeft aangegeven niet opnieuw drugs te willen gaan gebruiken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel van de officier van justitie af te wijzen. Wel benadrukt de rechtbank dat mocht verdachte in Nederland opnieuw met politie en justitie in aanraking komen, de mogelijkheid van het opleggen van de ISD-maatregel ter beveiliging van de maatschappij uiteraard weer in beeld zal komen.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gepleegde strafbare gedraging wel een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen in vergelijkbare zaken en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor strafoplegging voor winkeldiefstal. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat sprake is van veelvuldige recidive en dat verdachte goederen van aanzienlijke waarde heeft weggenomen.
De rechtbank zal gelet op het voorgaan aan verdachte een gevangenisstraf van 14 weken opleggen, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2022.