Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 10 maart 2022. Het EAB was uitgevaardigd door de District Court in Słupsk, Polen, op 22 april 2021, en betreft een vrijheidsstraf van één jaar voor de opgeëiste persoon, die de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat de oproep voor de zitting rechtsgeldig was betekend, ondanks dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kon beslissen over de verlenging van de beslistermijn. Dit leidde tot de conclusie dat er geen grondslag meer was voor de overleveringsdetentie. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht kwalificeert als diefstal, voorafgegaan door geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, conform de bepalingen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.