ECLI:NL:RBAMS:2022:8158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/279131-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Polen

Op 28 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 31 oktober 2022 en betreft een vrijheidsstraf van zes maanden, waarvan nog vijf maanden en 29 dagen resteerden. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 14 december 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd er gediscussieerd over de weigeringsgrond ex artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de Poolse autoriteiten de opgeëiste persoon niet deugdelijk hadden geïnformeerd over het proces. De officier van justitie betoogde echter dat de oproeping correct was verzonden naar het opgegeven adres en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de overlevering te weigeren, aangezien de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was gesteld van de procedure en de verplichtingen die daarbij kwamen kijken. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/279131-22
RK nummer: 22/4675
Datum uitspraak: 28 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 december 2017 door
the Piotrków Trybunalski Regional Court(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgementvan
the District Court in Piotrków Trybunalskivan 22 juli 2010 (referentienummer: II K 315/10).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vijf maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd. De Poolse autoriteiten hebben verzuimd om de opgeëiste persoon deugdelijk te informeren over het proces, waardoor hij niet op de hoogte was van de zitting. Het adres dat de opgeëiste persoon heeft opgegeven, komt niet overeen met het adres dat in het EAB staat vermeld. Door het onzorgvuldige handelen van de Poolse autoriteiten is er geen reden om af te zien van weigering op grond van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft daartegen aangevoerd dat er aanleiding is om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 15 november 2022 blijkt dat de oproeping voor de zitting is verzonden naar het adres in Polen dat de opgeëiste persoon heeft opgegeven tijdens het vooronderzoek, waarbij hij een adresinstructie heeft gekregen. De opgeëiste persoon is toen gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en ook op de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Overlevering houdt onder die omstandigheden geen schending in van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 15 november 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor in het vooronderzoek van de zaak met referentienummer II K 315/10 een adres heeft opgegeven en dat hij een adresinstructie heeft gekregen. De opgeëiste persoon is toen gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en ook op de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.. De oproeping voor de zitting is verstuurd naar het adres dat de opgeëiste persoon zelf tijdens zijn verhoor heeft opgegeven. Dat de raadsman stelt dat de oproeping naar het verkeerde adres is gestuurd, is onvoldoende om aan deze informatie te twijfelen, gelet op het vertrouwensbeginsel waarop het systeem van het EAB berust.
Gelet op deze informatie kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke verdenking en ook van de omstandigheid dat er een strafrechtelijke procedure tegen hem liep. Niet kan worden gezegd dat overlevering een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van officiële correspondentie over de strafrechtelijke procedure.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 350 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Piotrków Trybunalski Regional Court(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.