ECLI:NL:RBAMS:2022:8136

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/752064-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering tot behandeling van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Wroclaw, Polen, op 27 juli 2018. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Polen, was niet aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen, waarbinnen zij op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds was verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB, omdat de Poolse autoriteiten het EAB hebben ingetrokken. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter, en mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752064-19
RK nummer: 19/6568
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 november 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juli 2018 door de
District Court in Wroclaw, III Penal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996
opgegeven verblijfadres: [adres] , [woonplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen is ter zitting verschenen.
De opgeëiste persoon is niet verschenen ter zitting.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB nu de Poolse autoriteiten het EAB hebben ingetrokken.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

4.Beslissing

VERKLAARThet Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB
.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2022.
Mr. H.G. van der Wilt is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.