Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 23 september 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 21 september 2020 door de Belgische autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1992, was niet aanwezig tijdens de zitting, noch zijn raadsman, mr. F.A. de Leeuw, advocaat te Eindhoven.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat deze de Poolse nationaliteit heeft. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de Belgische autoriteiten het EAB hebben ingetrokken. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in haar vordering tot behandeling van het EAB.
In de beslissing heeft de rechtbank tevens vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is beëindigd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.G. van der Wilt, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Mr. H.G. van der Wilt was buiten staat om de uitspraak mede te ondertekenen.