Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Zamościu in Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1980 in Polen, die wordt verdacht van strafbare feiten die onder de Wegenverkeerswet 1994 vallen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 30 november 2021 en de behandeling vond plaats op 12 januari 2022. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden waren om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces dat had geleid tot de veroordeling in Polen. De rechtbank concludeerde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van zijn recht om naar de zitting te worden gebracht en dat hij ervoor had gekozen om daarvan geen gebruik te maken. Hierdoor was de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen andere weigeringsgronden zijn. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbaar in Nederland en voldoen aan de vereisten van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Poolse autoriteiten voor de uitvoering van de opgelegde vrijheidsstraf van acht maanden.