ECLI:NL:RBAMS:2022:8128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/751117-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Nürnberg. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 6 mei 2022 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in Duitsland, met name de invoer en verkoop van methamfetamine. Tijdens de openbare zitting op 25 oktober 2022 werd de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft. De verdediging voerde aan dat het EAB ongenoegzaam was, omdat de periode waarin de feiten zich zouden hebben voorgedaan te ruim was en er onjuistheden in de nationaliteit stonden vermeld. De officier van justitie betoogde echter dat het EAB voldoende informatie bevatte over de beschuldigingen.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de omschrijving van de feiten voldoende duidelijk was voor de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder verwijzing naar de relevante artikelen van de OLW. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter, en mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751117-21
RK nummer: 21/4622
Datum uitspraak: 8 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 maart 2022 door het
Amtsgericht Nürnberg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994
opgegeven adres: [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. Mcgivern.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, advocaat te Hoofddorp.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 3 maart 2022 door het
Amtsgericht Nürnberguitgevaardigd arrestatiebevel, met dossiernummer 58 Gs 2468/22.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Genoegzaamheid van de stukken

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de periode waarin de aan de opgeëiste persoon verweten gedragingen te ruim is. Daarnaast is in het EAB foutief opgenomen dat de opgeëiste persoon zowel de Nederlandse als de Vietnamese nationaliteit heeft terwijl zij alleen de Nederlandse nationaliteit heeft. Op grond van het voorgaande dient de overlevering te worden geweigerd aangezien het EAB ongenoegzaam is.
Standpunt van de officier van justitie
In het EAB staat vermeld waar de opgeëiste persoon van wordt verdacht en wat de rol van verdachte daarbij is. In eerdere rechtspraak is door de rechtbank goed bevonden dat een ruime pleegperiode wordt gehanteerd door de uitvaardigende staat.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Zo dient het EAB een beschrijving van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd te bevatten, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Uit het EAB onder e) en form-A blijkt kort gezegd dat de opgeëiste persoon wordt verweten zich als mededader in de periode van 1 december 2018 tot en met 28 februari 2019 te Erlangen (Duitsland) schuldig te hebben gemaakt aan de invoer van 600 gram methamfetamine in Duitsland en de verkoop van methamfetamine van driemaal 200 gram en eenmaal 100 gram.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, met de officier van justitie van oordeel dat het EAB een genoegzame omschrijving van de strafbare feiten bevat, alsmede van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij deze feiten. Het is hierdoor voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waarvoor haar overlevering wordt verzocht.
De omschrijving van de feiten is ook zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en de naleving van het specialiteitsbeginsel kan worden gewaarborgd. De omschrijving van de feiten in het EAB voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e van de OLW en is daarmee genoegzaam. Daar doet niet aan af dat in het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon de Vietnamese nationaliteit heeft terwijl zij alleen de Nederlandse nationaliteit heeft. Het is immers duidelijke welke persoon door de Duitse autoriteit wordt gezocht.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Nurnberg-Furthheeft op 18 oktober 2022 de volgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:
“1) Guarantee of return 1 declare as follows:
If the prosecuted person agrees to be transferred back to the Netherlands for the execution of his sentence after his final conviction by a German court, he shall be promised that
1. he can serve the sentence there,”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Eerste lid, onderdeel a (feit geheel of ten dele in Nederland gepleegd)
Het EAB heeft betrekking op feiten die gedeeltelijk op Nederlands grondgebied lijken te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd dat:
  • slechts een deel van de feiten op Nederlands grondgebied is gepleegd;
  • de aanhouding ten behoeve van het Duitse onderzoek is verricht;
  • het onderzoek in Duitsland is aangevangen;
  • het bewijsmateriaal zich in Duitsland bevindt;
  • de verdovende middelen kennelijk voor de Duitse markt bestemd waren;
  • een medeverdachte al is veroordeeld in Duitsland;
  • het Openbaar Ministerie niet voornemens is zelf de vervolging voor dit feit in te stellen.
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn en dat de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat het feit geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Nürnberg(Duitsland) voor omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.