In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court II Penal Section in Suwalki, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof de opgeëiste persoon, die in Polen was veroordeeld tot twee gevangenisstraffen van elk twee jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. Tijdens de zittingen op 2 en 30 november 2022 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.C. Knoef, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, wat hem gelijkstelt aan een Nederlander voor de toepassing van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden geweigerd op basis van deze weigeringsgrond, omdat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland te bevelen. Tevens is de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van deze straffen bevolen.
De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.