ECLI:NL:RBAMS:2022:8127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/752127-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en bevel tot tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court II Penal Section in Suwalki, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof de opgeëiste persoon, die in Polen was veroordeeld tot twee gevangenisstraffen van elk twee jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. Tijdens de zittingen op 2 en 30 november 2022 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.C. Knoef, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, wat hem gelijkstelt aan een Nederlander voor de toepassing van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden geweigerd op basis van deze weigeringsgrond, omdat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland te bevelen. Tevens is de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van deze straffen bevolen.

De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752127-18
RK nummer: 22/4207
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
15 september 2015 door
the District Court II Penal Section in Suwalki(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989
verblijfadres: [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting van 2 november 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 november 2022.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. F.C. Knoef, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen om aanvullende stukken te verstrekken in het kader van een gelijkstellingsverweer.
Zitting 30 november 2022
De behandeling van de vordering ter openbare zitting is met toestemming van de opgeëiste persoon en de officier van justitie hervat in de stand van het onderzoek van de zitting van
2 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. F.C. Knoef, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een tweetal
enforcable sentences:
- passed by Regional Court in Suwalki (Poland) on 17th March, 2011, reference VII. K. 74/11,
waarin een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar is opgelegd;
- passed by Regional Court in Suwalki (Poland) on 17th August, 2011, reference VII.K. 372/11,
waarin een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar is opgelegd.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot bovengenoemde beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bovengenoemde vrijheidsstraffen door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde geldt dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger niet hoeft te worden aangetoond door middel van overlegging van een verblijfsdocument; dit kan ook met het aantonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat op grond van de door verdediging overgelegde stukken kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon gedurende 5 jaar een ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad en dus duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen.
Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
Tweede voorwaarde
Tot slot moet de rechtbank toetsen of ook is voldaan aan de tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander. Dat zal moeten gebeuren aan de hand van een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Uit de brief van de IND van 31 oktober 2022 blijkt dat op grond van de veroordelingen van de opgeëiste persoon in Polen een verblijfsbeëindiging in Nederland niet aan de orde is.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen.
Uit de hiervoor onder 4. weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraffen niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
De opgelegde sancties zijn naar hun aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraffen overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen. De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van
artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 en 317 Wetboek van Strafrecht en artikel 6a OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court II Penal Section in Suwalki (Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraffen in Nederland.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.