ECLI:NL:RBAMS:2022:8126

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/247096-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank Randers in Denemarken. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 6 oktober 2022 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in de periode van 6 februari 2022 tot 25 mei 2022, waarbij hij betrokken zou zijn geweest bij de smokkel van verdovende middelen vanuit het buitenland naar Denemarken. Tijdens de openbare zitting op 30 november 2022 werd de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, en de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, het standpunt van de aanklager verdedigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, omdat de rol van de opgeëiste persoon onvoldoende was omschreven. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon, waardoor het voor hem duidelijk was waarvoor zijn overlevering werd verzocht. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering.

Daarnaast werd er een garantie gegeven door de Deense autoriteiten dat, indien de opgeëiste persoon in Denemarken tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou worden veroordeeld, hij deze straf in Nederland zou mogen ondergaan. De rechtbank oordeelde dat deze garantie voldoende was en besloot de overlevering toe te staan. De uitspraak werd gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/247096-22
RK nummer: 22/4448
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 september 2022 door
de rechtbank Randers(Denemarken) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats]
gedetineerd in de [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking tot voorlopige hechtenis bij verstek van 19 september 2022 van de rechtbank Randers (Denemarken).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Deens recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Genoegzaamheid van de stukken

Standpunt verdediging
Het EAB is niet genoegzaam is omdat de rol van de opgeëiste persoon bij deze feiten onvoldoende is omschreven en vermeld staat dat sprake is van drie strafbare feiten terwijl er maar twee strafbare feiten zijn omschreven. De overlevering dient te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
In de feitsomschrijving van het EAB staat de vereiste informatie vermeld zodat het de opgeëiste persoon duidelijk is welke strafbare feiten hem worden verweten. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Zo dient het EAB een beschrijving van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd te bevatten, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat hij in de periode van
6 februari 2022 tot 25 mei 2022 met behulp van personenauto’s hoeveelheden cocaïne en/of heroïne heeft gesmokkeld vanuit het buitenland naar bestemmingen in Denemarken.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, met de officier van justitie van oordeel dat het EAB een genoegzame omschrijving van de strafbare feiten bevat, alsmede van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij deze feiten. Het is hierdoor voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk voor welke strafbare feiten zijn overlevering wordt verzocht.
De omschrijving van de feiten is ook zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en de naleving van het specialiteitsbeginsel kan worden gewaarborgd. Eventuele bewijsverweren komen in geval van overlevering eerst aan de orde in de Deense strafprocedure. Bovendien is sprake van een strafrechtelijk onderzoek dat kennelijk nog niet is afgerond.
De omschrijving voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e van de OLW en is daarmee genoegzaam. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
1. Deelneming aan een criminele organisatie
5. Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
The Director of Public Prosecutionste Kopenhagen heeft op 20 oktober 2022 de volgende garantie gegeven:
“(…)
By European arrest warrant issued on 19 September 2022, the Danish authorities made a request for extradition of [opgeëiste persoon], a Dutch national born on [geboortedag] 1997, for the purpose of prosecution in Denmark.
(…)
The Danish Director of Public Prosecutions guarantees, in compliance with art. 5 par. 3 of the Council Framework Decision on European Arrest Warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/ JHA) and request of the Dutch judicial authorities, that [opgeëiste persoon], when surrendered to the Danish authorities, would be returned to the Netherlands to serve his sentence there, providing that following his surrender a prison sentence or other measure depriving him of his liberty would be imposed upon him and he would wish so.
(…)”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Rechtbank Randers(Denemarken) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.