Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank Randers in Denemarken. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 6 oktober 2022 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd tussen 8 maart 2022 en 24 juni 2022, waaronder de smokkel van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne. Tijdens de openbare zitting op 30 november 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, en zijn verdediging stelde dat het EAB niet genoegzaam was omdat de rol van de opgeëiste persoon onvoldoende was omschreven.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeerde dat de vereiste gegevens aanwezig waren om te voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De verdediging had ook aangevoerd dat de overlevering geweigerd moest worden, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank stelde vast dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er een garantie was van de Deense autoriteiten dat hij, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zou mogen ondergaan.
Uiteindelijk besloot de rechtbank dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat deze kon worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.