ECLI:NL:RBAMS:2022:8124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/751923-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van Europees Aanhoudingsbevel en bevel tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in Nederland

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court of Legnica in Polen. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie, die dateert van 21 oktober 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1971, was in Nederland verblijvend en werd geconfronteerd met een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden, waarvan nog 9 maanden moesten worden uitgezeten.

Tijdens de openbare zitting op 30 november 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn recht op verdediging besproken. De rechtbank concludeerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de gevangenhouding niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank onderzocht de weigeringsgronden van de OLW, met name artikel 12 en artikel 6a, en oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de zittingen in Polen, maar dat hij wel een advocaat had gemachtigd.

De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland had en de verwachting bestond dat hij zijn verblijfsrecht niet zou verliezen door de opgelegde straf. De rechtbank besloot daarom de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland te bevelen, met inachtneming van de relevante artikelen van de OLW en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751923-20
RK nummer: 20/5020
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 oktober 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 mei 2019 door
the District Court of Legnica – III Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1971
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van de volgende vonnissen
- een
cumulative judgement of the District Court of Legnica of 7th December 2018 in case file No. III K 67/18 (date of becoming valid and final: 30th January 2019);
-
judgement delivered by the District Court of Legnica on 16th September 2010 in case

III K 32/10;

- -
judgement delivered by the Regional Court of Glogow on 27th April 2018 in case

II K 251/15.

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 9 maanden en
5 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis met nummer III K 67/18.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich niet voor ten aanzien van het verzamelvonnis III K 67/18
.Voor wat betreft de onderliggende vonnissen III K 32/10 en II K 251/15 is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW wel van toepassing en kan de rechtbank niet van deze bevoegdheid afzien omdat zij op grond van de beschikbare gegevens niet kan vaststellen of de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
Standpunt van de officier van justitie
Voor vonnis III K 67/18 geldt dat de opgeëiste persoon zijn advocaat heeft gemachtigd hem te vertegenwoordigen en vindt artikel 12 OLW geen toepassing. Uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 8 en 10 november 2022 kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon gedetineerd was ten tijde van de behandeling van zaak II K 32/10 en dat hij is aangevoerd ter zitting van de Poolse rechtbank en de behandeling van zijn zaak heeft bijgewoond. In zaak II K 251/15 is de opgeëiste persoon op de eerste zitting verschenen en is hem de datum van de volgende zitting aangezegd, waarna hij niet meer is verschenen. De opgeëiste persoon had toen dezelfde advocaat gemachtigd, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW eveneens geen toepassing vindt.
Oordeel van de rechtbank
Verzamel vonnis III K 67/18
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet bij het proces aanwezig is geweest en dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd die hem heeft vertegenwoordigd ter zitting terwijl de opgeëiste persoon op de hoogte was van het tijdstip van de zitting.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat zich de situatie als bedoeld in artikel 12 onder b OLW voordoet en dat de weigeringsgrond niet van toepassing is.
Onderliggend vonnis III K 32/10
Uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 10 november 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon ten tijde van het proces in deze zaak gedetineerd was en in persoon aanwezig is geweest op de zitting (en ook bij de uitspraak van de rechtbank aanwezig is geweest).
Op grond van het bovenstaande is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing en verwerpt de rechtbank het verweer.
Onderliggend vonnis III K 251/15
Uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 10 november 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon op de eerste zitting van het proces in deze zaak aanwezig is geweest en dat hem toen de datum en tijdstip van de volgende zitting zijn aangezegd. Op de volgende zittingen is de opgeëiste persoon vervolgens niet meer verschenen.
Voor zover hiermee niet is voldaan aan de situatie zoals bedoeld in artikel 12 onder a, OLW, ziet de rechtbank aanleiding af te zien van het toepassen van deze weigeringsgrond, nu uit de gang van zaken kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
Oplichting
Uit het EAB volgt dat op de feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven.
Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
Tweede voorwaarde
De tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander wordt getoetst aan de hand van een verklaring van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Uit de brief van de IND van 24 november 2022 volgt dat een verblijfsbeëindiging van de opgeëiste persoon in Nederland niet aan de orde is.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de Nederlandse kwalificaties van de in het EAB genoemde strafbare feiten, te weten:
oplichting
en
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen. De opgelegde sanctie is naar zijn aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

7. Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 47 en 326 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a, 7 en 12 O LW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Legnica – III Criminal Department(Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.