ECLI:NL:RBAMS:2022:8122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/751612-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke veroordeling in Polen

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de regionale rechtbank in Gliwice, Polen, is uitgevaardigd. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 20 juli 2020 en betreft een vrijheidsstraf van 3 jaar en 2 maanden, die de opgeëiste persoon moet ondergaan in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de gevangenhouding niet meer kon worden verlengd.

Tijdens de openbare zitting op 30 november 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, en zijn raadsman, mr. T. Kocabas, was aanwezig. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de beschrijving van de feiten voldoende was om te voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de feitenomschrijving niet genoegzaam was, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten en dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen kon plaatsvinden. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. P. van Kesteren, en de rechters, mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, in aanwezigheid van de griffier, mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751612-20
RK nummer: 20/3498
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 juli 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 juni 2020 door
the Regional Court in Gliwice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2022.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforcable judgment of The Regional Court in Gliwice of 25th may 2018, valid in law at 15th november 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3 jaar, 1 maand en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 12 OLW

In het EAB onder d) staat opgenomen dat de opgeeiste persoon is verschenen bij de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg bij de zitting van
the Regional Court in Gliwicedat heeft geleid tot het vonnis van 25 mei 2018.
Uit een e-mail van de Poolse autoriteiten van 26 augustus 2022 blijkt dat op 15 november 2018 het definitieve vonnis is gewezen door
the Appeal Court in Katowice. Uit het alsnog overgelegde d) formulier voor het proces in hoger beroep blijkt dat de opgeeiste persoon niet ter zitting in hoger beroep is verschenen maar dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij in hoger beroep is vertegenwoordigd door een door hem gemachtigde advocaat die hem daadwerkelijk ter zitting heeft verdedigd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de uitzondering van
artikel 12 onder b OLW zich voordoet in hoger beroep, zodat in het midden kan blijven of de procedure in eerste aanleg en/of de procedure in hoger beroep moet worden getoetst en de weigeringsgrond van artikel 12 OLW hoe dan ook niet van toepassing is.

5.Genoegzaamheid

Standpunt raadsman
De feitsomschrijving is niet genoegzaam aangezien het onduidelijk is waarom de pleegperiode van feit 1 van begin januari 2016 tot 13 mei 2017 loopt terwijl feit 2 gepleegd is op 13 mei 2017.
Op grond hiervan dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
De Poolse autoriteiten hebben ervoor gekozen om het op deze manier op te schrijven. Het raakt niet de genoegzaamheid van de stukken en de overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Zo dient het EAB een beschrijving van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd te bevatten, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor twee feiten: 1. de verkoop van in totaal 6,075 kg hennep en van 10 gram amfetamine op tijdstippen in de periode van januari 2016 tot 13 mei 2017 te Knurow en op andere plekken in de provincie Silezië in Polen en 2: het voorhanden hebben van 23 gram hennep op 13 mei 2017.
De omschrijving van de feiten is zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en de naleving van het specialiteitsbeginsel kan worden gewaarborgd. De omschrijving voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e van de OLW en is daarmee genoegzaam. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer.

6.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op de feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Gliwice(Polen) voor de feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.