In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Gliwice, Polen, op 22 januari 2019, en dat is aangevuld op 27 september 2022. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
De behandeling van de vordering vond plaats op 30 november 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, en een tolk. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een vonnis van 26 oktober 2009, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 2 jaar is opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de uitzonderingen van artikel 12 OLW van toepassing zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft besloten de overlevering toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen andere belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB.