ECLI:NL:RBAMS:2022:812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
13/752290-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Zamościu in Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 30 november 2021 en de behandeling vond plaats op 12 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, was aanwezig bij de zitting en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden waren om de overlevering te weigeren. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon tijdig op de hoogte was gesteld van de procesdata en dat hij zelf hoger beroep had ingesteld, waardoor er geen schending van zijn verdedigingsrechten was. De rechtbank oordeelde dat de overlevering niet in strijd was met de Nederlandse wetgeving en dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook onder de Nederlandse wetgeving strafbaar waren. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, en dit werd uitgesproken in de openbare zitting op 26 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752290-21 (EAB I)
RK nummer: 21/6476
Datum uitspraak: 26 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 maart 2013 door
Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
legally valid sentence of Regional Court in Hrubieszów of 21 March 2012, which became legally valid on 28 June 2012(II K 138/12).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In de aanvullende informatie van 21 december 2021 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is – voor zover hier relevant – het volgende te lezen:
The judgement of Sąd Rejonowy [District Court] in Hrubieszów of 21 March 2012 made in case Court File Ref. No II K 138/12 was appealed by [opgeëiste persoon]. The convict lodged an appeal against this judgment on 18 April 2012.
In the ruling on the appeal lodged by [opgeëiste persoon], Sąd Okręgowy [District Court] in Zamość issued the verdict of 28 June 2012 in case Court File Ref. No II Ka 437/12 in which it upheld the appealed judgement as to the guilt and the penalty. The verdict was announced in the absence of [opgeëiste persoon] because in spite of the fact that the convict had been notified of the date of the appeal hearing which took place on 28 June 2012, he failed appear at the hearing and did not justify his absence.
[opgeëiste persoon] was notified of the date of the appeal hearing in person (orally by the judge).
Gelet op voorgaande informatie, concludeert de rechtbank dat de opgeëiste persoon weliswaar tijdig en officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van het proces, maar dat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon ook ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. De rechtbank is van oordeel dat zich dus geen omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. Tevens heeft zich geen van de in artikel 12, sub b tot en met d, OLW genoemde omstandigheden voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij vindt daarbij het volgende van belang.
Uit het dossier volgt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces in eerste aanleg. Vervolgens heeft de opgeëiste persoon zelf hoger beroep ingesteld en is hij door de rechter gewezen op de datum van het proces in hoger beroep. Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was op de hoogte van (de datum van) het proces en heeft kennelijk uit eigen beweging (stilzwijgend) afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij dat proces.

5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Zamościu II Wydział Karny(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.