Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door das Amtsgericht Osnabrück in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 29 juni 2022 en de behandeling vond plaats op 6 september 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn aangevoerd door zijn raadsvrouw, mr. C.G.J.E. Lut.
De rechtbank heeft de garantie beoordeeld die door de Staatsanwaltschaft Osnabrück is gegeven, waarin werd verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbaar in zowel Duitsland als Nederland, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de vereisten voor dubbele strafbaarheid zijn voldaan.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de OLW zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en D.P. Hein, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.