ECLI:NL:RBAMS:2022:8112

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/751294-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Lampertheim in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 juni 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij in Nederland is ingeschreven.

Tijdens de openbare zitting op 6 september 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, heeft het woord gevoerd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een arrestatiebevel en de strafbare feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht. De feiten zijn geclassificeerd als illegale handel in verdovende middelen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door het Openbaar Ministerie in Darmstadt is gegeven, waarin wordt bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751294-21
RK nummer: 22/3269
Datum uitspraak: 20 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 maart 2021 door
das Amtsgericht Lampertheim(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman en de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.
De opgeëiste persoon is niet verschenen ter zitting van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft het woord gevoerd en ziet in de door hem voorgehouden brief van de opgeëiste persoon en gelet op het dossier geen aanleiding om een weigeringsgrond aan te voeren.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 2 maart 2021 door het
Amtsgericht Lampertheimuitgevaardigd arrestatiebevel met nummer 53 Gs 900 Js 8611/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen..
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
The Public Prosecutor’s Office Darmstadtheeft op 29 augustus 2022 de volgende garantie gegeven:
“ (…)
European Arrest Warrant concerning Mr. [opgeëiste persoon], born [geboortedag]. 1995
(…)
With reference to the extradition request and the related e-mail message dated of
19 Aug. 2022, we hereby specifically guarantee and assure, that the prosecuted Netherlandish national [opgeëiste persoon], in case of being convicted to an unsuspended custodial sentence, will be returned to The Netherlands to serve his sentence in his country of nationality.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Eerste lid, onderdeel a (feit geheel of ten dele in Nederland gepleegd)
Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- het onderzoek is in Duitsland aangevangen;
- de verdovende middelen zijn naar Duitsland vervoerd;
- de bewijsmiddelen bevinden zich (grotendeels) in Duitsland;
- de medeverdachten (zullen) ook in Duitsland vervolgd worden;
- Nederland is niet voornemens om zelf voor deze feiten te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn. De weigeringsgrond strekt ertoe te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt het gegeven dat de feiten geacht worden geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
das Amtsgericht Lampertheim(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en D.P. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2022.
Mr. D.P. Hein is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.