Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 augustus 2022 en betreft een EAB dat op 25 juli 2022 door het District Court in Blansko, Tsjechië, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Tsjecho-Slowakije, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een onbekende detentieplaats. Tijdens de zittingen op 31 augustus en 6 september 2022 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn er geen weigeringsgronden aangevoerd door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, diefstal door twee of meer verenigde personen, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, conform de artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en D.P. Hein, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.