ECLI:NL:RBAMS:2022:8107

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
8 januari 2023
Zaaknummer
13/155891-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 24 mei 2022 door de regionale rechtbank in Bydgoszcz, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1985, die in Nederland woont. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 21 september en 5 oktober 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg.

Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces in Polen dat heeft geleid tot het vonnis waarvan de tenuitvoerlegging wordt verzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon tijdig was opgeroepen maar ervoor heeft gekozen niet te verschijnen. De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, strafbaar zijn volgens Nederlands recht.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Gezien de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon en de toepasselijkheid van artikel 6a OLW, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de overlevering moet worden geweigerd en dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, met een bevel tot gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/155891-22
RK nummer: 22/3492
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2022 door
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 21 september 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam. Het onderzoek ter zitting is geschorst omdat de opgeroepen tolk Koerdisch - Sorani niet ter zitting is verschenen.
Zitting 5 oktober 2022
De rechtbank heeft de behandeling, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 5 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank op grond van dat artikel diende te beslissen is inmiddels (op 8 oktober 2022) verstreken. Dat betekent dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor (de geschorste) gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
District Court in Bydgoszczvan
18 september 2018 (XI K 420/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en drie maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel uit te zitten. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid waarvan in het EAB de tenuitvoerlegging wordt verzocht. Voorts staat in het EAB vermeld dat de opgeëiste persoon voor de zitting van 10 september 2018 in Polen op
26 juli 2018 is gedagvaard op het door de opgeëiste persoon opgegeven Nederlandse adres en dat hij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt.
Uit de verklaring van de opgeëiste persoon bij de Nederlandse officier van justitie blijkt ook dat
hij voor de zitting tijdig is opgeroepen op zijn Nederlandse adres, maar dat hij heeft besloten niet naar de zitting te gaan.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel
12 OLW niet van toepassing is, omdat de omstandigheid zoals bedoeld in artikel 12 onder a OLW zich voordoet.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als
een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 13, te weten:
Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
medeplegen van het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd
Uit de Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen.
De raadsman heeft verzocht om bij de uitspraak in deze zaak niet op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding te bevelen, omdat de opgeëiste persoon voornemens is een gratieverzoek te doen en hij de uitkomst daarvan in vrijheid af wil wachten. Ter voorbereiding op het verzoek om gratie heeft de opgeëiste persoon reeds een voorlichtingsrapport laten opstellen, dat aan de rechtbank is toegezonden.
De rechtbank is van oordeel dat een voorgenomen gratieverzoek niet aan een bevel ex artikel 27, vierde lid, OLW in de weg staat.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 197a Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Department(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.