ECLI:NL:RBAMS:2022:8105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
8 januari 2023
Zaaknummer
13/202482-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot oplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering dateert van 24 augustus 2022 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd was in Nederland. Het EAB was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 6 juni 2019 en betreft een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden die aan de opgeëiste persoon was opgelegd voor oplichting, zoals vermeld in een vonnis van de regionale rechtbank in Koscierzyna.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden waren om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De raadsman van de opgeëiste persoon refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank, terwijl de officier van justitie stelde dat de overlevering niet geweigerd hoefde te worden. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het vonnis had geleid, maar dat er geen omstandigheden waren die een weigering van de overlevering rechtvaardigden.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank besloot de overlevering toe te staan, waarbij zij ook rekening hield met de verplichtingen van de opgeëiste persoon om adreswijzigingen door te geven. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/202482-22 (EAB I)
RK nummer: 22/3967
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 juni 2019 door
the District Court in Gdansk(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
Geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. van der Wal, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 8 juni 2018 door
the Regional Court in Koscierzyna, 2nd Criminal Departmentgewezen vonnis, met referentie II K 50/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten raadsman en officier van justitie
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vraag of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank kan afzien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon is geïnstrueerd over het doorgeven van adreswijzigingen en de oproeping is verzonden naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres.
Oordeel van de rechtbank
Uit het EAB en de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid en dat zich geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden voordoet. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel
12 OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat hij in de Poolse zaak die tot het vonnis heeft geleid is gehoord door de Poolse politie en dat hij (uitsluitend) een adres in Nederland ( [plaatsnaam] ) heeft opgegeven.
Uit de aanvullende informatie van 19 september 2022 van de Poolse autoriteiten volgt echter dat de opgeëiste persoon bij zijn aanhouding door de Poolse politie een adres in Nederland heeft opgegeven, maar dat hij daarna bij het verhoor door de Poolse politie als
residence and services addresseen adres in Polen heeft opgegeven. De dagvaarding voor het proces is naar dat adres in Polen verzonden. Voorts is volgens deze aanvullende informatie de opgeëiste persoon tijdens het politieverhoor gewezen op de verplichting elke adreswijziging door te geven en is hij gewezen op de gevolgen als hij deze verplichting niet nakomt (de zogenaamde schriftelijke ‘adresinstructie’).
Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan hij werd verdacht en dat hij er op zijn minst rekening mee moest houden dat hij op dat adres officiële correspondentie over (het vervolg van) de procedure zou ontvangen. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het haar bekend is dat het voor oktober 2018 niet mogelijk zou zijn geweest om een adres in het buitenland op te geven als correspondentieadres in een strafprocedure.
Gelet op deze omstandigheden, die, minst genomen, een kennelijk gebrek aan zorgvuldigheid aan de kant van de opgeëiste persoon aantonen, kan niet worden gezegd dat overlevering een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt.
De rechtbank zal dan ook geen gebruik maken van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW en zal de overlevering toestaan.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
Oplichting
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW , er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 O LW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Gdansk(Polen) voor het feit zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.