In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betrof de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Provinciaal Strafhof in Palma de Mallorca, Spanje, op 3 maart 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1976 en met de Nederlandse nationaliteit, was in Spanje veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en vijftien dagen voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 16 juni en 6 juli 2022.
Tijdens de zittingen is de officier van justitie bijgestaan door mr. J.J.M. Asbroek en mr. K. van der Schaft, terwijl de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Scheffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis in Spanje en dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de overlevering van de opgeëiste persoon kon worden geweigerd op basis van artikel 6a OLW, dat bepaalt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de opgelegde straf kan worden overgenomen.
De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen, en weigert daarom de overlevering. Tevens beveelt de rechtbank de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland en heft de geschorste overleveringsdetentie op. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater als voorzitter, samen met mrs. R. Godthelp en W.B. van Bockel, en is openbaar uitgesproken.