ECLI:NL:RBAMS:2022:8099

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
8 januari 2023
Zaaknummer
13/059916-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a OLW en bevel tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betrof de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Provinciaal Strafhof in Palma de Mallorca, Spanje, op 3 maart 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1976 en met de Nederlandse nationaliteit, was in Spanje veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en vijftien dagen voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 16 juni en 6 juli 2022.

Tijdens de zittingen is de officier van justitie bijgestaan door mr. J.J.M. Asbroek en mr. K. van der Schaft, terwijl de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Scheffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis in Spanje en dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de overlevering van de opgeëiste persoon kon worden geweigerd op basis van artikel 6a OLW, dat bepaalt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de opgelegde straf kan worden overgenomen.

De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen, en weigert daarom de overlevering. Tevens beveelt de rechtbank de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland en heft de geschorste overleveringsdetentie op. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater als voorzitter, samen met mrs. R. Godthelp en W.B. van Bockel, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/059916-22 (EAB I)
RK nummer: 22/2199
Datum uitspraak: 20 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 maart 2022 door
the Provincial Criminal Court Palma de Mallorca, Chamber II(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 16 juni 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam. De behandeling van de vordering is aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen in het kader van artikel 12 OLW.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Zitting 6 juli 2022
De behandeling van de vordering is met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon hervat in de stand van het onderzoek van de zitting van 16 juni 2022.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB, in samenhang bezien met de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 23 mei 2022 en 17 juni 2022, wordt melding gemaakt van een op 1 november 2018 door
the Second Section of the Provincial Court of Palma de Mallorcagewezen vonnis, definitief geworden op 15 mei 2019.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van 3 jaar (gevangenisstraf) en 15 dagen (vervangende hechtenis voor een geldboete), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB nog 3 jaar en 9 dagen. De rechtbank begrijpt het EAB zo dat de aan de opgeëiste persoon opgelegde geldboete niet in zijn geheel is betaald, waardoor hij nog 9 dagen vervangende hechtenis moet uitzitten. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 12 OLW

De behandeling van de vordering is ter zitting van 16 juni 2022 aangehouden om de officier van justitie navraag te laten doen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit of tegen het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt hoger beroep is ingesteld en zo ja of de opgeëiste persoon daarbij aanwezig was, dan wel gebruik heeft kunnen maken van zijn verdedigingsrechten.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum bij e-mail van 17 juni 2022 als volgt geantwoord:
“The judgement date 01/11/18 was NOT appealed by the public prosecutor and by no one
else.”
De raadsman stelt zich op het standpunt dat ondanks de aanvullende informatie de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden om alsnog nadere informatie aan de Spaanse autoriteiten te vragen waarom het zo lang heeft geduurd voordat het vonnis definitief is geworden.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het antwoord van de Spaanse autoriteiten duidelijk is en dat artikel 12 OLW niet van toepassing is. De officier van justitie verzet zich tegen aanhouding van de behandeling van de zaak.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 17 juni 2022 duidelijk is dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, zodat artikel 12 OLW geen toepassing vindt.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het enkele tijdsverloop tussen het wijzen van het vonnis (1 november 2018) en het onherroepelijk worden daarvan (15 mei 2019), geen reden om te twijfelen aan de mededeling van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat geen appel tegen het vonnis is ingesteld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden.

6.Artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en indien de rechtbank van oordeel is dat de opgelegde straf kan worden overgenomen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren op grond van artikel 6a OLW. De officier van justitie heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Het feit is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod.
Uit de Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar zijn aard ook niet onverenigbaar met het Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen reden.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van deze bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de aan de opgeëiste persoon opgelegde vrijheidsstraf in Nederland bevelen.
Ten slotte zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van
de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Provincial Criminal Court Palma de Mallorca, Chamber II(Spanje).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3. bedoelde vrijheidsstraf in Nederland;
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon];
BEVEELT op grond van artikel 27 lid 4 OLWde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater voorzitter,
mrs. R. Godthelp en W.B. van Bockel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.