Op 20 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 mei 2022 en betreft een arrestatiebevel dat op 2 november 2021 door het Amtsgericht Hof in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Turkse nationaliteit, is momenteel gedetineerd in Nederland.
Tijdens de openbare zitting op 6 juli 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden op basis van artikel 13 OLW, omdat het feit deels in Nederland zou zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat het feit in Nederland had plaatsgevonden, aangezien het EAB alleen de pleegplaats in Duitsland vermeldde.
De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering ervan. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.