ECLI:NL:RBAMS:2022:8097

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
8 januari 2023
Zaaknummer
13/751157-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

Op 20 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 mei 2022 en betreft een arrestatiebevel dat op 2 november 2021 door het Amtsgericht Hof in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Turkse nationaliteit, is momenteel gedetineerd in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 6 juli 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden op basis van artikel 13 OLW, omdat het feit deels in Nederland zou zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat het feit in Nederland had plaatsgevonden, aangezien het EAB alleen de pleegplaats in Duitsland vermeldde.

De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering ervan. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751157-22
RK nummer: 22/2530
Datum uitspraak: 20 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 november 2021 door het
Amtsgericht Hof(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats]
nu gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij uitsluitend de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 25 oktober 2021 door het
Amtsgericht Hofuitgevaardigd arrestatiebevel met dossiernummer 1a Gs 2839/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW van toepassing. Zij voert aan dat de opgeëiste persoon kort voor de plofkraak een auto heeft gehuurd, met die auto vanuit Nederland naar Duitsland is gereden, die auto vervolgens als vluchtauto heeft gebruikt voor de plofkraak in Duitsland en daarna weer met die auto naar Nederland is gereden.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van de weigeringsgrond van
artikel 13 OLW.
De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende aanknopingspunten in het dossier bevinden waaruit volgt dat het feit deels in Nederland is gepleegd. De in het EAB vermelde plofkraak is immers in Duitsland gepleegd en in het EAB staat uitsluitend Selb (Duitsland) als pleegplaats van het misdrijf vermeld. Verder werd de betrokken huurauto met een Duits kenteken (mede) door de opgeëiste persoon in Duitsland gehuurd. De enkele omstandigheid dat de auto op enig moment ook in Nederland is geweest, maakt niet dat het feit geacht moet worden gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd. De weigeringsgrond van artikel 13 OLW is dan ook niet van toepassing.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Hof(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en W.B. van Bockel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.