ECLI:NL:RBAMS:2022:8088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2310
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Preventieve last onder dwangsom opgelegd aan eiseres voor het afbikken van boomschors en kappen van een boom

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.H. de Koning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. A. de Waal. Eiseres had een preventieve last onder dwangsom opgelegd gekregen van verweerder, waarin haar werd opgedragen om het afbikken van boomschors en het kappen van een boom te staken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

De procedure begon met een besluit van 3 september 2021, waarin verweerder eiseres een last onder dwangsom oplegde vanwege het verwijderen van boomschors van een 150 jaar oude rode beuk. Eiseres had verzocht om een kapvergunning, maar de boomdeskundige concludeerde dat de boom in goede conditie was en dat het verwijderen van de schors schadelijk was. Eiseres voerde aan dat de schors was verwijderd voor onderzoek naar de gezondheid van de boom, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat dit noodzakelijk was.

De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, omdat er sprake was van een overtreding. Eiseres had niet aangetoond dat de verwijdering van de schors gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat er geen schending was van de redelijke termijn en dat er geen discriminatie had plaatsgevonden, aangezien verweerder ook contact had gezocht met eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2310

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] ,te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. R.H. de Koning),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. A. de Waal).

Procesverloop

Met een besluit van 3 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een preventieve last onder dwangsom opgelegd en eiseres opgedragen om het afbikken van boomschors en het uiteindelijk kappen van de boom op de [adres] geen doorgang te laten vinden.
Met een besluit van 28 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 september 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Met een brief van 9 april 2020 heeft eiseres als eigenaar van het pand [adres] verweerder verzocht om een kapvergunning van een rode beuk, omdat een tuinman heeft gezegd dat de boom ziek is en daardoor de bast loslaat. Het gaat om een 150 jaar oude rode beuk in de tuin van de [adres] . [naam] , Adviseur bomen van de gemeente Amsterdam heeft op 23 april 2020 deze locatie bezocht. Volgens deze boomdeskundige is de beuk in een goede conditie en is er geen sprake van direct gevaar. Door deze boomdeskundige is wel geconstateerd dat rondom de boom boomschors is verwijderd. Dit is schadelijk voor de gezondheid van de boom. De buurman van eiseres heeft op 20 mei 2020 bij verweerder gemeld dat iemand op 16 mei 2020 met een pikhouweel weer schors van de boom heeft afgebikt en hiervan foto’s overgelegd.
2. De buurman van eiseres heeft op 31 augustus 2021 weer melding gemaakt van werkzaamheden aan de boom. Op 1 september 2021 heeft een handhaver de [adres] bezocht. Eiseres heeft verklaard dat er geen werkzaamheden aan de boom hebben plaatsgevonden. Op 2 september 2021 heeft een handhaver nogmaals de [adres] bezocht en foto’s gemaakt van de boom. De boomdeskundige heeft in een e-mail van
3 september 2021 vermeld dat uit de foto’s blijkt dat er meer gezond bastweefsel is verwijderd. Volgens de deskundige wordt de boom moedwillig ernstig beschadigd.
3. In het primaire besluit is eiseres een last onder dwangsom opgelegd waarbij is opgedragen het afbikken van de schors van de beuk en het uiteindelijk kappen daarvan op het adres [adres] geen doorgang te laten vinden. Volgens verweerder bestaat er een klaarblijkelijk gevaar dat eiseres zonder omgevingsvergunning een houtopstand zal gaan vellen [1] . Uit de toelichting op de Bomenverordening [2] volgt dat onder het vellen van een houtopstand ook het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstand ten gevolge kan hebben valt. Verweerder heeft een dwangsom van € 60.000, - ineens opgelegd.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 9 maart 2022. Volgens verweerder is de last onder dwangsom terecht opgelegd, omdat de boomdeskundige heeft vastgesteld dat de bast van de boom rondom is verwijderd. Eiseres heeft niet met een deskundigenrapport aannemelijk gemaakt dat de boomschors verwijderd moest worden om dat nader te onderzoeken op ziekte of dat de boom “op” is. Daarbij is dat volgens de boomdeskundige ook niet logisch aangezien dit schadelijk is voor bomen. De boomdeskundige heeft aan de hand van foto’s kunnen constateren dat er meer van de bast van de boom is verwijderd en dat dit er niet van af gevallen kan zijn. Verweerder stelt dat niet gebleken is van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur of artikel 6 EVRM [3] . Ook is niet gebleken van vooringenomenheid of discriminatie.

Standpunt van eiseres

5. Eiseres voert aan dat er inderdaad een stuk boomschors is verwijderd, maar dit ten behoeve van onderzoek naar de gezondheid van de boom door een ETT-deskundige is gedaan. Daarbij heeft verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar de status van de boom, omdat de boomdeskundige alleen op de stam heeft geklopt en slechts heeft beoordeeld of er acuut gevaar dreigde. Eiseres stelt verder dat artikel 6 van het EVRM is geschonden omdat de redelijke termijn is overschreden. Daarbij had eiseres in de gelegenheid gesteld moeten worden om een zienswijze in te dienen. Volgens eiseres heeft verweerder niet kunnen afzien van het vragen om een zienswijze, omdat er wel tien dagen tussen de constatering en de beschikking zaten. Eiseres heeft dit standpunt ook al in bezwaar naar voren gebracht maar hier is door verweerder niet op ingegaan in het bestreden besluit. Volgens eiseres heeft verweerder ook het discriminatieverbod geschonden omdat wel steeds contact is geweest met de buurman maar niet met hem zelf.
Wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank moet beoordelen of verweerder eiseres een last onder dwangsom heeft kunnen opleggen.
Is er sprake van een overtreding?
8.1
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een overtreding op grond waarvan verweerder bevoegd was een last onder dwangsom op te leggen. Uit het rapport van de boomdeskundige van 24 april 2020 blijkt dat er schors van de bast is verwijderd. Blijkens de e-mail van de boomdeskundige van 3 september 2021 is er nadien nog meer schors rondom de boom verwijderd. Aangezien het verwijderen van gezond schors schadelijk is voor de gezondheid van de boom valt dit onder het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van de boom tot gevolg kunnen hebben. Uit het rapport van Pius Floris dat eiseres in beroep heeft overgelegd, blijkt niet dat er schors van de boom is verwijderd voor onderzoek of dat de verwijderde boomschors is onderzocht. Dat de boomschors van de bast is gevallen wegens een ziekte van de boom, blijkt ook nergens uit. Er is dus sprake van een overtreding op grond waarvan verweerder bevoegd was een last onder dwangsom op te leggen.
Zienswijze
9.1.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb [4] dient verweerder eiseres in de gelegenheid te stellen om een zienswijze in te dienen voordat verweerder een besluit neemt waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben. Op grond van artikel 4:11, onder a, van de Awb kan toepassing van artikel 4:8achterwege worden gelaten indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze achterwege kunnen laten wegens spoedeisendheid. Uit de stukken blijkt dat meerdere keren boomschors is verwijderd. Aangezien het verwijderen van de schors schadelijk is voor de boom en dit zo snel mogelijk diende te stoppen, heeft verweerder het standpunt kunnen innemen dat de vereiste spoed zich tegen toepassing van artikel 4:8 verzette.
Discriminatie
10. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake geweest van discriminatie van eiseres door verweerder. De toezichthouder van verweerder heeft namelijk niet alleen met de buren gesproken, maar ook bij eiseres voor een gesprek aangebeld. Eiseres heeft er zelf voor gekozen om de toezichthouder niet binnen te laten komen en geen gesprek aan te gaan. Dat verweerder zou hebben gediscrimineerd is de rechtbank dus niet gebleken.
Redelijke termijn
11. Volgens vaste rechtspraak is in beginsel een totale lengte van de procedures in bezwaar en beroep van ten hoogste drie jaar redelijk, waarbij het bezwaar ten hoogste een jaar en het beroep ten hoogste twee jaren mag duren. Volgens de hoofdregel vangt de termijn bij het bepalen van de termijnoverschrijding aan op het moment dat verweerder het bezwaar van eiseres heeft ontvangen.
12. In dit geval heeft eiseres op 9 september 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit. Verweerder heeft binnen een jaar op het bezwaar van eiseres beslist en de rechtbank heeft binnen twee jaar uitspraak gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus nog geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Hoogte van de last onder dwangsom
13. Op de zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de opgelegde dwangsom te hoog is. De rechtbank constateert dat dit niet eerder in deze beroepsprocedure is aangevoerd. Naast artikel 8:58 van de Awb, waarin staat dat tot tien dagen voor de zitting nog nadere stukken kunnen worden ingediend, verzet ook de goede procesorde zich tegen bespreking van deze grond. Bovendien heeft eiseres deze grond niet nader onderbouwd. De rechtbank zal dit dus buiten haar beoordeling laten.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Artikel 4:8, eerste lid, van de Awb
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Artikel 4:11, onder a, van de Awb
Het bestuursorgaan kan toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 achterwege laten voor zover:
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Artikel 5:7 van de Awb
Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.
Artikel 2.2, eerste lid, onder g van de Wabo
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
Artikel 1, onder k, van de Bomenverordening:
In deze verordening wordt verstaan onder:
k. vellen: rooien, kappen, kandelaberen of verplanten, evenals het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand tot gevolg kunnen hebben.
Artikel 3, eerste lid, van de Bomenverordening:
1. Het is verboden zonder vergunning of jaarvergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zie de toelichting op artikel 3 van de Bomenverordening 2014.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Voluit: Algemene wet bestuursrecht.