ECLI:NL:RBAMS:2022:8043

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22 / 2428
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiser ontving sinds 20 oktober 2014 een WIA-uitkering, maar het UWV beëindigde deze per 23 november 2021, na een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De herbeoordeling concludeerde dat eiser op 18 augustus 2021 voor 33,33% arbeidsongeschikt was, wat onder de drempel van 35% ligt voor het behoud van de uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen door PTSS, hartklachten en andere fysieke klachten niet voldoende waren erkend door het UWV.

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser voor 33,33% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen adequaat zijn uitgevoerd. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze gemotiveerd en de rechtbank ziet geen reden om aan de vaststelling van de verzekeringsarts te twijfelen. Eiser heeft geen aanvullende medische informatie overgelegd die zijn stellingen onderbouwt.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2428
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven)

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 (hierna: het bestreden besluit) van het UWV. Bij dit besluit heeft het UWV de loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 23 november 2021 beëindigd.
Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser. Deze is vastgesteld op 30,94%. Omdat dit minder dan 35% is, wordt de uitkering van eiser beëindigd. In bezwaar heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 33,33%. De uitkering wordt onveranderd beëindigd met ingang van 23 november 2021.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontving vanaf 20 oktober 2014 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% .
2. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser. Het UWV heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van deze onderzoeken heeft het UWV het besluit van 16 september 2021 genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 18 augustus 2021 voor 33,33% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om de loonaanvullende WGA-uitkering met ingang van 23 november 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 22 februari 2022. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiser in bezwaar aangescherpt en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 februari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 15 maart 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat hij nog steeds volledig (80 tot 100%) arbeidsongeschikt is. Hij vindt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen die hij ondervindt ten gevolge van PTSS, hartklachten en klachten aan zijn nek, linkerschouder, rechterknie en rug. Hij acht aanvullende beperkingen nodig in alle rubrieken van de FML. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat de mate van arbeidsongeschiktheid is afgenomen, terwijl zijn beperkingen zijn toegenomen, of in ieder geval niet verminderd.
7. Eiser acht zichzelf beperkt in het uitvoeren van de geduide functies en betwist op basis van zijn klachten dat hij deze kan uitvoeren. Eiser vindt ook dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en met het kenbaarheidsvereiste.

Wat vindt de rechtbank

8 De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 33,33% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 18 augustus 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 18 augustus 2021 voor 33,33% arbeidsongeschikt is en dus vanaf 23 november 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten PTSS, hartklachten en klachten aan de linkerschouder, rechterknie en rug, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. De arts [1] heeft eiser op een spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook heeft ze informatie opgevraagd bij de behandelend cardioloog en deze betrokken in haar beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft eiser gezien en psychisch onderzocht op een spreekuur. In beroep heeft eiser aangevoerd ook nekklachten te hebben, door een whiplash die hij heeft opgelopen bij een auto-ongeluk in 1997. De rechtbank maakt uit de rapporten van de arts en verzekeringsarts B&B op dat eiser dit niet gemeld heeft bij zowel het spreekuur als de hoorzitting. Het UWV heeft in zijn verweer aangegeven dat deze klachten in 2009 hebben gespeeld en dat eiser per 30 maart 2009 hiervoor hersteld is verklaard. Eiser heeft dit niet betwist. Verder heeft eiser ook geen medische informatie aangeleverd om deze klachten te onderbouwen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 18 augustus 2021 in haar rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De arts heeft aangenomen dat eiser beperkt is in het persoonlijk en sociaal functioneren en voor fysiek zwaar werk. De verzekeringsarts B&B heeft aanvullende beperkingen aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, vanwege de ernst van de psychische problematiek. Om de hartklachten en de klachten aan de rug, knie en schouder te ondervangen, neemt de verzekeringsarts B&B aanvullende beperkingen aan voor dynamische handelingen en werktijden. In de FML van 22 februari 2022 zijn beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
12. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor meer beperkingen dan die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beoordeeld dat eiser op 18 augustus 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 22 februari 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 22 februari 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als internationaal vrachtwagenchauffeur, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft (vervolgens) functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en een reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code 315100) administratief ondersteunend medewerker.
De reservefunctie is (267053) wikkelaar. De rechtbank zal de gronden tegen de functie ‘samensteller kunststof en rubberproducten’ niet behandelen, omdat deze functie in bezwaar is vervallen en dus niet ten grondslag ligt aan het bestreden besluit.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport van 15 maart 2022 en de functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
16. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde FML van 22 februari 2022. De rechtbank heeft in overweging 13 al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 18 augustus 2021 met de middelste van de drie geduide functies 66,67% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 33,33% arbeidsongeschikt is.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en kenbaarheidsvereiste
18. Het bestreden besluit is zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende gemotiveerd. De rechtbank is ook niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met het kenbaarheidsvereiste.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiser per 23 november 2021 te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.