ECLI:NL:RBAMS:2022:8028

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
13/751466-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel en bevel tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Polen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, zijn onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, maar heeft de overlevering geweigerd op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat de opgelegde vrijheidsstraffen in Polen niet onverenigbaar zijn met het Nederlands recht en dat de tenuitvoerlegging van deze straffen in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft tevens de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. De beslissing is genomen na meerdere zittingen en het inwinnen van aanvullende informatie, waarbij de rechtbank de nodige waarborgen heeft gewaarborgd voor de rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751466-17
RK nummer: 17/3299
Datum uitspraak: 28 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd door
the Circuit Law Court in Swidnica, III Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] (Polen)
adres: [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 23 november 2017
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 november 2017.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman,
mr. A. Kilinç, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de beantwoording door het Europese Hof van Justitie van de EU van de in de zaak
Ardicgestelde vragen en om aanvullende informatie te verkrijgen.
Zitting 29 maart 2018
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van
29 maart 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A. Kilinç, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd.
De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege de aanhouding niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon onder gelijktijdige schorsing bevolen.
Tussenuitspraak van 12 april 2018
Het onderzoek is heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen na te gaan of strafovername gegarandeerd is en hierover een standpunt in te nemen.
In deze uitspraak is reeds beslist dat de opgeëiste persoon met een Nederlander kan worden gelijkgesteld in de zin van artikel 6 OLW (oud).
Zitting 8 juni 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 8 juni 2022 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A. Kilinç, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De behandeling is aangehouden tot de zitting van 28 juni 2022 voor sluiting van het onderzoek, waarna de rechtbank meteen uitspraak heeft gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een samengesteld vonnis van het
District Law Courtin Wałbrzych (Polen) van 13 mei 2014, met kenmerk: II K 157/2014.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
  • 1 jaar en 9 maanden
  • 1 jaar en 4 maanden
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de informatie uit onderdeel d) van het EAB vast dat aan voornoemd samengesteld vonnis van 13 mei 2014 (II K 157/2014) de volgende, eveneens samengestelde, vonnissen ten grondslag liggen:
A) straf van 1 jaar en 9 maanden:
1. Vonnis van
District Law Courtin Wałbrzych van 24 september 2002 (II K 163/2002) waarbij aan de opgeëiste persoon een
voorwaardelijkegevangenisstraf voor de duur van 1 jaar is opgelegd. Bij besluit van 15 april 2005 (II Ko 314/05) is de tenuitvoerlegging bevolen.
2. Vonnis van
District Law Courtin Wałbrzych van 30 september 2002 (II K 272/02) waarbij aan de opgeëiste persoon een
voorwaardelijkegevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en 3 maanden is opgelegd. Bij besluit van 13 mei 2005 (II Ko 126/05) is de tenuitvoerlegging bevolen.
B) straf van 1 jaar en 4 maanden:
1. Vonnis van
District Law Courtin Wałbrzych van 5 januari 2009 (X K 1611/08) waarbij aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar is opgelegd.
2. Vonnis van
District Law Courtin Wałbrzych van 12 december 2008 (X K 1465/08) waarbij aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden is opgelegd.
Het vonnis van 13 mei 2014 betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Diefstal, meermalen gepleegd.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Artikel 6a OLW; gelijkstelling met een Nederlander

In de tussenuitspraak van 12 april 2018 is door de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander in de zin van artikel 6 OLW (oud), die materieel overeenkomen met de eisen van artikel 6a, negende lid, OLW. Nadien is niet gebleken van omstandigheden die maken dat de opgeëiste persoon de gelijkstelling niet meer toekomt.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4 weergegeven Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraffen niet de toepasselijke Nederlandse strafmaxima overstijgen. De opgelegde sanctie is naar zijn aard ook niet onverenigbaar met het Nederlands recht.
Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraffen overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen.
Ten slotte zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van
de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.
De raadsman heeft ter zitting verzocht om het hierboven genoemde bevel tot gevangenhouding te schorsen aangezien de opgeëiste persoon op de dag van de uitspraak een afspraak heeft met een arts in verband met een hernia-operatie.
De officier van justitie verzet zich tegen inwilliging van het verzoek tot schorsing van het bevel tot gevangenhouding.
De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het bevel tot gevangenhouding maar heeft in deze zaak het onderzoek ter zitting pas gesloten en heeft vervolgens meteen uitspraak gedaan op de zitting van 28 juni 2022 om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen de afspraak met zijn arts na te komen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om van weigering af te zien, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Law Court in Swidnica, III Criminal Division(Polen);
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3. bedoelde vrijheidsstraf in Nederland;
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] ;
BEVEELT op grond van artikel 27 lid 4 OLWde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en S.E. Bauduin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.