ECLI:NL:RBAMS:2022:8026

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
13/751105-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende bewijs in Europees aanhoudingsbevel

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon, die in Polen wordt verdacht van diefstal. De rechtbank heeft de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zittingen op 14 april, 10 mei en 8 juni 2022 is het onderzoek meerdere keren aangehouden om aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten te verkrijgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenneming van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank concludeerde dat het EAB onvoldoende duidelijkheid bood over de status van de strafzaak in Polen, met name of er al een vonnis was gewezen. Dit gebrek aan duidelijkheid leidde tot de conclusie dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat de weigeringsgrond van artikel 2 OLW van toepassing was.

De rechtbank heeft uiteindelijk beslist om de overlevering van de opgeëiste persoon te weigeren, met de overweging dat de Poolse autoriteiten geen antwoord hadden gegeven op cruciale vragen over de status van de strafzaak. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751105-22 (EAB II)
RK-nummer: 22/649
Datum uitspraak: 22 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 januari 2010 door
the Circuit Court in Gliwice, 5th criminal division based in Wodzilaw Slaski(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1976 (alias [alias geboortedag] 1985)
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 april 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw I. Stas, advocaat te Almere en een tolk in de Poolse taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden om een document uit het Pools te vertalen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie aan de Poolse autoriteiten op te vragen.
Zitting 10 mei 2022
De behandeling van de vordering is hervat. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam en een tolk in de Poolse taal. De behandeling van de zaak is aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie aan de Poolse autoriteiten op te vragen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenneming.
Zitting 8 juni 2022
De behandeling van de vordering is hervat. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam en een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforcable court decision on provisional detention of the District court in Jastrzebie Zdroj of 29 October 2009, case reference 1 Ds 15/05 by virtue of which the local Public Prosecutor issued an arrest warrant for the suspect.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht, door middel van braak.

5.De Genoegzaamheid van de stukken

Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw verzoekt primair om weigering van de overlevering nu niet uit te sluiten valt dat er al een vonnis is gewezen aangezien op de vraag hieromtrent van de rechtbank aan de Poolse autoriteiten geen antwoord is gekomen.
In een ander EAB tegen dezelfde opgeëiste persoon bleek dat in tegenstelling tot de in het EAB gegeven informatie er wel een vonnis is gewezen. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om aanhouding van de behandeling van de zaak om nadere informatie bij de Poolse autoriteiten op te vragen.
Standpunt officier van justitie
Het klopt dat de Poolse autoriteiten geen antwoord hebben gegeven op de vraag of ten aanzien van de feitsomschrijving in dit EAB reeds een vonnis is gewezen maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de Poolse autoriteiten dit EAB niet wensen te handhaven. We moeten erop vertrouwen dat de Poolse autoriteiten het EAB gehandhaafd wensen te zien. In het EAB staat vermeld dat het feit pas verjaart in 2029. Voor het overige zijn er geen weigeringsgronden van toepassing zodat de overlevering kan worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende vast.
Volgens informatie van het EAB is het aan de opgeëiste persoon verweten feit gepleegd in de nacht van 22 december op 23 december 2004. Vervolgens is er op 29 oktober 2009 een bevel tot gevangenhouding van de opgeëiste persoon voor de duur van 14 dagen uitgevaardigd. Inmiddels hebben de Poolse autoriteiten EAB I, EAB III en EAB IV met betrekking tot de opgeëiste persoon ingetrokken.
Op de zitting van 10 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om aan de Poolse autoriteiten de vraag te stellen of ten aanzien van dit EAB reeds een vonnis is gewezen. De Poolse autoriteiten hebben hier geen antwoord opgegeven. Gelet hierop kan de rechtbank niet uitsluiten dat er reeds een vonnis in deze zaak is gewezen en daarbij neemt de rechtbank ook mee dat dat gelet op de ouderdom van het feit heel goed het geval zou kunnen zijn.
Tegen deze – uitzonderlijke – achtergrond maakt het EAB onvoldoende duidelijk of het (nog) strekt tot strafvervolging en, zo niet, of aan de vereisten voor een overlevering voor strafexecutie is voldaan. Het EAB is dan ook ongenoegzaam. Gelet op de omstandigheid dat verlenging van de beslistermijn niet mogelijk is, zal de rechtbank de overlevering weigeren.

6.Slotsom

Nu ten aanzien van het feit de weigeringsgrond van artikel 2 OLW aan overlevering in de weg staat moet de overlevering worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 2 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon] .
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en S.E. Bauduin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.