Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon, die in Polen wordt verdacht van diefstal. De rechtbank heeft de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zittingen op 14 april, 10 mei en 8 juni 2022 is het onderzoek meerdere keren aangehouden om aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten te verkrijgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenneming van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank concludeerde dat het EAB onvoldoende duidelijkheid bood over de status van de strafzaak in Polen, met name of er al een vonnis was gewezen. Dit gebrek aan duidelijkheid leidde tot de conclusie dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat de weigeringsgrond van artikel 2 OLW van toepassing was.
De rechtbank heeft uiteindelijk beslist om de overlevering van de opgeëiste persoon te weigeren, met de overweging dat de Poolse autoriteiten geen antwoord hadden gegeven op cruciale vragen over de status van de strafzaak. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.