ECLI:NL:RBAMS:2022:8021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2498
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor uitbouw woning door omwonenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen is verleend voor de uitbouw van een woning. De eisers, omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, omdat zij van mening zijn dat de uitbouw hun woongenot en gebruiksmogelijkheden van hun perceel onevenredig aantast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de vergunning heeft verleend in afwijking van het bestemmingsplan, maar dat deze afwijking niet onredelijk is. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van de eisers niet opwegen tegen de belangen die met de vergunning zijn gediend. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de ruimtelijke ordening en de effecten van de uitbouw op de bezonning en privacy van de eisers. De rechtbank concludeert dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen zijn en dat de vergunning op goede gronden is verleend. Het beroep van de eisers is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2498

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eisers] , te Amstelveen, eisers

(gemachtigde: mr. J.J. de Boer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder
(gemachtigde: mr. K. Bounaanaa).
Als derde partij heeft deelgenomen
[belanghebbende], te Amstelveen
(gemachtigde: mr. A.A.M. van der Linden).

Procesverloop

Met een besluit van 7 december 2021 (het primaire besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een uitbouw over twee bouwlagen aan de woning op het [adres] in Amstelveen.
Met een besluit van 29 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers deels gegrond verklaard en het primaire besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college en vergunninghouder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Vergunninghouder heeft op 14 juli 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor een uitbouw van twee bouwlagen aan de zijgevel van zijn woning op het [adres] in Amstelveen. De woning inclusief de geplande uitbouw zal een breedte hebben van 10,63 meter.
2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Amstelveen Zuidwest 2014” (het bestemmingsplan). Op grond van dit bestemmingsplan geldt op het perceel de enkelbestemming “Wonen”. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met artikel 26 van de planregels, omdat de diepte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan twee meter van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met de bestemming wonen en de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw.
3. Met het primaire besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en onder 1, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (het Bor). Het college heeft medewerking aan het bouwplan planologisch inpasbaar geacht, omdat de afwijking van hetgeen planologisch al is toegestaan, niet heel groot is.
4. Eisers wonen op het naburige perceel [adres 2] . De geplande uitbouw grenst direct aan hun perceel. Eisers hebben bezwaar tegen het bouwplan omdat de uitbouw volgens hen veel te massief en te groot is en het college niet verplicht is om in afwijking van het bestemmingsplan mee te werken aan het bouwplan. Bovendien is sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering, omdat de uitbouw deels wordt gerealiseerd op het perceel van eisers en zij daarvoor geen toestemming geven.
5. Hangende de bezwaarfase heeft vergunninghouder een gewijzigde bouwtekening ingebracht. Hierop is de uitbouw teruggebracht tot een breedte van 3,765 meter, gemeten vanaf de rechterzijgevel van de woning, waardoor de woning in de nieuwe situatie een totale breedte zal hebben van 10,375 meter. Daarmee wordt de uitbouw gerealiseerd op het eigen perceel, dat 10,4 meter breed is.
6.1
Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaar deels gegrond is, omdat ten tijde van de aanvraag sprake was van een privaatrechtelijke belemmering. Echter, hangende de bezwaarprocedure heeft vergunninghouder een gewijzigde bouwtekening ingediend waardoor de uitbouw wordt teruggebracht tot een breedte van 3,765 meter en geen sprake meer is van evidente privaatrechtelijke belemmering. Volgens het college betreft dit een wijziging van ondergeschikte aard. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan en voldoet niet aan de “Beleidsregels planologische afwijkingen gemeente Amstelveen 2021” [1] (de Beleidsregels) omdat voor deze situatie geen specifiek beleid is opgesteld. Het college heeft daarom afzonderlijk beoordeeld of alsnog kan worden meegewerkt aan het bouwplan.
6.2
Het college acht het bouwplan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening, gelet op wat het bestemmingsplan al toestaat ten aanzien van een aan- of uitbouw. Het bouwplan beslaat een oppervlakte van ongeveer 45 m² langs de erfgrens. Het bestemmingsplan staat dit reeds bij recht toe. Zo is een bijgebouw van 45 m² langs de erfgrens van eisers mogelijk met een nokhoogte van 4,5 meter, een goothoogte van 3 meter en een dakhelling van niet meer dan 60 graden. Ook is een aanbouw op 2 meter afstand van de erfgrens toegestaan tot een nokhoogte van 7,5 meter over een lengte van 10 meter. Ook in die situaties zouden eisers geconfronteerd worden met een blinde muur van dezelfde omvang (qua oppervlakte). De ruimtelijke belevingswaarde en de impact in de tuin van eisers is volgens het college in die situaties niet wezenlijk anders. Met het bouwplan is sprake van een uitbouw op de erfgrens die 2,6 meter hoger is dan het hiervoor genoemde bijgebouw. In de bezwaarfase heeft vergunninghouder een bezonningsstudie overgelegd. Hieruit volgt dat er slechts op drie peildata sprake is van een verslechtering van de bezonning in de woning ten opzichte van de maximaal toegestane mogelijkheden binnen het bestemmingsplan, namelijk op 19 februari tussen 11:00 en 13:00 uur, op 21 maart tussen 13:00 en 15:00 uur en op 23 september tussen 13:00 en 15:00 uur. In de tuin vindt geen noemenswaardige verslechtering van de bezonning plaats. Voort zijn er twee vergelijkbare bouwplannen vergund, namelijk op de percelen [adres 3] en [adres 4] . Het vergunde bouwplan op het perceel [adres 4] wordt door het college aangemerkt als een precedent.
7. Eisers zijn het niet eens met dit besluit en hebben daarom beroep bij de rechtbank ingesteld. Op de beroepsgronden zal de rechtbank hierna ingaan.
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en de betrokken belangen moet afwegen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
9. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen omdat het beleid daarin niet voorziet. Eisers voeren aan dat het college ten onrechte stelt dat uit de Beleidsregels volgt dat indien geen beleid is geformuleerd, maar de activiteit wel is opgenomen in artikel 4 van Bijlage II bij het Bor, kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.
10. De rechtbank volgt eisers daarin niet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 27 mei 2020 [2] overwogen dat uit paragraaf 1.2 van de Beleidsregels volgt dat deze handvatten geeft bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor bouwactiviteiten die veel voorkomen en dat voor bouwactiviteiten waarvoor geen beleidsregels zijn opgesteld een individuele afweging moet worden gemaakt. Alhoewel deze uitspraak ziet op het vorige beleid uit 2017, is het beleid in 2021 - voor zover hier relevant - ongewijzigd. De enkele omstandigheid dat een activiteit niet is voorzien in de Beleidsregels betekent niet dat voor die activiteit op grond van artikel 4 van Bijlage II bij het Bor geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingplan kan worden verleend. Paragraaf 1.4, waar eisers naar verwijzen, heeft alleen betrekking op de veel voorkomende bouwactiviteiten waarvoor blijkens paragraaf 1.2 in de Beleidsregels criteria zijn opgenomen. Voor het onderhavige bouwplan, een bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied, zijn geen regels gesteld in het beleid. Uit paragraaf 1.2 van de Beleidsregels volgt dat in dat geval een individuele afweging moet worden gemaakt. De stelling van eisers dat de genoemde uitspraak van de Afdeling niet van toepassing is omdat er in die situatie sprake was van gebruik in strijd met het bestemmingsplan (artikel 4, aanhef en onder 9, van Bijlage II bij het Bor) volgt de rechtbank niet. Het gaat erom dat sprake is van een activiteit die niet is opgenomen in de Beleidsregels. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden een op de individuele zaak toegespitste afweging heeft gemaakt of van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. De motivering van het college is weergegeven in overweging 6.2. Bij die afweging heeft het college betrokken wat het bestemmingsplan bij recht al toestaat, welke effecten het bouwplan heeft op de bezonning in de woning van eisers en dat er al vergelijkbare bouwplannen in dezelfde straat zijn vergund. Het college is gehouden om gelijke gevallen op dezelfde manier te behandelen. Door het college is voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
12. Eisers stellen dat het college een alternatief in overeenstemming met het bestemmingsplan had kunnen vergunnen. Deze beroepsgrond slaagt niet, omdat bij de beoordeling of een omgevingsvergunning dient te worden verleend, de aanvraag zoals die is ingediend leidend is. Indien het ingediende bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven alleen dan leiden tot een weigering om mee te werken als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
13. Volgens eisers is sprake van een onevenredige aantasting van hun privacy en de gebruiksmogelijkheden van hun perceel. Het gaat volgens eisers niet zo zeer om de bezonning, want de aanbouw komt ten noorden van het huis van vergunninghouder waardoor de schaduwwerking beperkt is. Er wordt een blinde muur gebouwd direct bij de erfgrens, grenzend aan de tuin van eisers. Het gaat hen met name om de lucht en ruimte bij hun woning. De rechtbank ziet daarin geen reden om het bestreden besluit te vernietigen. Hoewel het invoelbaar is dat het bouwplan voor eisers impact heeft, is van een onevenredige aantasting van het woongenot van eisers geen sprake, gelet op het feit dat het bestemmingsplan al een blinde muur van ongeveer dezelfde omvang toestaat. Eisers kunnen bovendien nog steeds gebruik maken van hun perceel.
14. Eisers stellen dat (nog steeds) sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering omdat een paar centimeter van een betonnen rand over de erfgrens steekt. De rechtbank stelt vast dat de bouwtekeningen in dit geval doorslaggevend zijn en dat daaruit niet blijkt dat de betonnen rand uitsteekt over de erfgrens. Van een evidente privaatrechtelijke belemmering is daarom geen sprake.
Conclusie
15 . Het college heeft onder afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo in verbinding met artikel 4, aanhef en onder 1, van Bijlage II bij het Bor. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling dan wel vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Duinen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 december 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Vastgesteld op 6 juli 2021.