ECLI:NL:RBAMS:2022:8017

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1385
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op sociale gronden, omdat hij na het overlijden van zijn moeder geen vaste woon- of verblijfplaats had. De aanvraag werd afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, omdat eiser niet voldeed aan de wooneis van vier jaar onafgebroken verblijf in Amsterdam. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente op goede gronden had besloten. De rechtbank stelde vast dat eiser niet aan de vereiste woonduur voldeed en dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem, aangezien hij tijdelijk bij vrienden en familie verbleef. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiser niet uitzonderlijk genoeg was om toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de urgentieverklaring standhield. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1385

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

( [gem. eiser] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 12 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring afgewezen.
Met het besluit van 21 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon] .

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1989. Hij heeft een minderjarig kind (geboren op
[geboortedatum 2] 2011) dat bij haar moeder woont. Eiser stelt dat hij altijd bij zijn moeder heeft gewoond.
2. Eiser heeft op 19 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op sociale gronden omdat hij na het overlijden van zijn moeder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
3. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 2.6.5. eerste lid, sub b en i van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 omdat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem en hij niet voldoet aan de eis dat uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat hij voorafgaande aan zijn aanvraag vier jaar onafgebroken in de gemeente Amsterdam heeft gewoond (hierna te noemen: de wooneis). Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
4. Eiser is het niet eens met dit besluit en heeft daarom beroep bij de rechtbank ingesteld. Op de gronden die eiser heeft aangevoerd zal de rechtbank hierna ingaan.
Het juridisch kader
5. De artikelen 2.6.5, 2.6.8 en 2.6.11 van de Huisvestingsverordening en de Nadere Regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (de Nadere Regels) zijn van toepassing.
6. Uit de artikelen in de Huisvestingsverordening en de uitwerking daarvan in de
Nadere Regels [1] blijkt dat verweerder alleen in uitzonderlijke gevallen een urgentie verleent. Doet zich een weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie door verweerder afgewezen. Als zich een algemene weigeringsgrond voordoet, is er geen plaats meer voor toetsing van de vraag of een urgentie kan worden verleend op sociaal-medische gronden. Op grond van de hardheidsclausule kan verweerder alsnog beslissen een urgentieverklaring te verlenen.
Het oordeel van de rechtbank
7. Verweerder verleent vanwege het tekort aan sociale huurwoningen in Amsterdam alleen in heel bijzondere situaties een urgentieverklaring. Dit restrictieve beleid van verweerder in Amsterdam is door de hoger beroepsrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), niet onredelijk geacht, vanwege het grote aantal aanvragen om een urgentieverklaring en het kleine aantal sociale huurwoningen dat beschikbaar komt. Zelfs als een urgentieverklaring wordt verleend, kan het nog maanden duren voordat over een sociale huurwoning kan worden beschikt. Uitgangspunt is dat woningen worden verdeeld onder woningzoekenden die staan ingeschreven op een wachtlijst. De wachttijd voor deze woningzoekenden is in Amsterdam gemiddeld meer dan tien jaar. Het verlenen van urgentie betekent dat andere woningzoekenden nog langer op de wachtlijst staan. In de uitwerking van de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening is rekening gehouden met veelvoorkomende situaties waarvoor het door de gemeenteraad ongewenst wordt gevonden urgentie te verlenen. [2]
De algemene weigeringsgronden
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn beleid ten aanzien van de algemene weigeringsgrond, dat een aanvrager voorafgaand aan de aanvraag ten minste vier jaar onafgebroken in Amsterdam woonachtig was, de eis stelt dat deze vereiste woonduur moet worden vastgesteld (bewezen) op basis van de inschrijving in de BRP.
9. Vaststaat dat eiser ten tijde van zijn aanvraag nog geen vier jaar stond ingeschreven in de BRP van Amsterdam. Uit de BRP blijkt dat eiser van 21 januari 2019 tot en met
21 juni 2019 stond ingeschreven op [adres] in [plaats] . Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich heeft ingeschreven op dit adres omdat hij in die periode heeft geprobeerd om met een vriendin samen te wonen, maar dat dit uiteindelijk niet is gelukt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarom op goede gronden heeft aangenomen dat eiser niet voldoet aan de eis dat hij in de vier jaar voorafgaande aan zijn aanvraag in Amsterdam moet hebben gewoond. Dat eiser heeft aangevoerd dat hij is geboren en getogen in Amsterdam en dit met verklaringen van zijn huisarts en buren heeft ondersteund, maakt dit oordeel niet anders.
10. Naar het oordeel van rechtbank doet zich tevens de algemene weigeringsgrond voor, inhoudende dat er geen sprake is van urgent woonprobleem omdat eiser inwonend is bij vrienden en familie. Op grond van paragraaf 3, onder b, van hoofdstuk 1 van de Nadere Regels is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem als de aanvrager bij een of meerdere andere huishoudens inwoont. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de situatie waarin eiser inwoont bij zijn broer, zus of bij vrienden geen reden is om urgentie toe te wijzen. Hoewel het geen ideale situatie is, is er geen sprake van dakloosheid.
Is er sprake van een schrijnende situatie?
11. Verweerder is in het geval een algemene weigeringsgrond aan de orde is, bevoegd om alsnog met toepassing van de hardheidsclausule [3] een urgentieverklaring te verlenen. Dat is mogelijk indien weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de Huisvestingsverordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de Huisvestingsverordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
12. De rechtbank begrijpt uit wat eiser in beroep heeft aangevoerd dat het voor hem wenselijk is om een woning in Amsterdam te hebben. Het is invoelbaar dat het voor hem moeilijk is dat de woningbouwvereniging na het overlijden van zijn moeder, haar woning niet aan hem heeft toegewezen, terwijl hij daar een groot deel van zijn leven heeft gewoond en voor zijn moeder heeft gezorgd. Bovendien begrijpt de rechtbank de wens van eiser om zijn dochter, die bij haar moeder woont, te kunnen ontvangen. Verder heeft de rechtbank er ook acht op geslagen dat eiser heeft aangevoerd dat het voor zijn rouwverwerking goed is als hij een vaste verblijfplaats heeft en dat hij in Amsterdam werkt. Deze omstandigheden zijn (ook in vergelijking met andere gevallen) niet dusdanig schrijnend of bijzonder, dat verweerder gehouden was alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht komen in beginsel alleen gezinnen met minderjarige kinderen die dakloos zijn of dreigen te worden en alleenstaanden met ernstige medische problematiek voor een urgentieverklaring in aanmerking met toepassing van de hardheidsclausule. Eiser heeft geen medische stukken van een specialist overgelegd en uit de verklaring van de huisarts blijkt niet dat er bij eiser sprake is van ernstige medische problematiek. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij geen medische problemen heeft. De dochter van eiser woont bij haar moeder en wordt niet met dakloosheid bedreigd. Niet is gebleken dat er sprake is van een ernstige en levensontwrichtende situatie.
13. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de situatie van eiser niet zodanig uitzonderlijk is dat deze een toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
15. Verweerder hoeft geen griffierecht te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Duinen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 december 2022.
griffier De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de uitvoering van de huisvestingsverordening (Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2021, ECLI:NL:RVS 2021:2497.
3.Zie artikel 2.6.11 van de Huisvestingsverordening.