ECLI:NL:RBAMS:2022:795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
13/845065-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schikking tussen openbaar ministerie en veroordeelde in ontbindingszaak

Op 9 februari 2022 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de ontbindingszaak met parketnummer 13/845065-16. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie, die strekt tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, een bedrijf, en het opleggen van een betalingsverplichting aan de Staat. De vordering, ingediend op 8 januari 2021, betreft een bedrag van maximaal € 40.996.520,-. Tijdens de zitting op 9 februari 2022 zijn de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van de veroordeelde, mr. J.S. Spijkerman, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een schikking is getroffen tussen het openbaar ministerie en de veroordeelde, zoals bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering. Deze schikking houdt in dat de zaak van rechtswege is geëindigd, omdat aan de voorwaarden van de schikking is voldaan. De veroordeelde is verplicht om tot in 2028 jaarlijks een geldbedrag te betalen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er bankgaranties zijn verstrekt voor alle betalingen, waardoor materieel gezien aan de voorwaarden van de schikking is voldaan.

De rechtbank concludeert dat de zaak van rechtswege is geëindigd en dat het vonnis is gewezen door de meervoudige kamer. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2022, waarbij een afschrift van de schikking aan het vonnis is gehecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845065-16 (ontneming)
Datum uitspraak: 9 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/845065-16, tegen:
[veroordeelde (naam bedrijf BV)],
gevestigd op het adres [adres],
hierna: veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2022.
De rechtbank heeft op 9 februari 2022 de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van veroordeelde, mr. J.S. Spijkerman, advocaat te ’s-Gravenhage, gehoord.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 8 januari 2021 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 40.996.520, -.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Schikking tussen openbaar ministerie en veroordeelde; zaak geëindigd

De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie met veroordeelde een schikking heeft getroffen, zoals bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). [1] Gelet op die schikking stelt de rechtbank, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde, gelet op het bepaalde in artikel 6:4:18 Sv vast dat de zaak van rechtswege is geëindigd. Volgens dit artikel is door voldoening van de termen van de schikking de zaak van rechtswege geëindigd. Hoewel de schikking onder meer inhoudt dat veroordeelde tot in 2028 is gehouden jaarlijks een geldbedrag te betalen, gaat de rechtbank er vanuit dat nu al aan de termen van de schikking is voldaan. Er zijn namelijk bankgaranties voor alle betalingen verstrekt. Hiermee is materieel gezien voldaan aan de termen van de schikking.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de zaak van rechtswege is geëindigd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. B. Vogel en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2022.

Voetnoten

1.Een afschrift van de schikking is aan dit vonnis gehecht.