In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, geboren in 2003, die momenteel verblijft in een Justitiële Jeugdinrichting. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd bij vonnis van 20 november 2019 en werd voor het laatst verlengd op 14 december 2021. De officier van justitie heeft op 27 oktober 2022 een vordering ingediend tot verlenging van de maatregel met acht maanden, gebaseerd op een advies van 5 oktober 2022 en een perspectiefplan van 12 december 2022. Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de veroordeelde, zijn raadsman en deskundigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, met een volledige dagbesteding en een goede relatie met zijn werkgever. Ondanks het verzoek van de raadsman om de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, maar de termijn van verlenging vastgesteld op zes maanden in plaats van de gevraagde acht maanden, om de veroordeelde de ruimte te geven voor verdere ontwikkeling buiten de JJI.