ECLI:NL:RBAMS:2022:7899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
13.040014.22 13.054692.22 13.148554.22 13.153651.22 en 13.169913.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen met geweld, bedreiging, belediging en mishandeling

In deze meervoudige strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging, belediging van ambtenaren en mishandeling. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte is betrokken geweest bij een straatroof op 28 december 2021, waarbij hij samen met anderen een jas en tas heeft gestolen van twee slachtoffers, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], met geweld en bedreiging. Daarnaast heeft hij op 3 maart 2022 ambtenaren beledigd en op 15 juni 2022 opnieuw een tas met inhoud van [slachtoffer 2] gestolen, vergezeld van geweld. Op 21 juni 2022 heeft hij [slachtoffer 7] bedreigd en op 6 juli 2022 heeft hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte in alle zaken schuldig bevonden, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging in zaak E, waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd van 103 dagen, met een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden, waaronder een avondklok en toezicht door jeugdreclassering. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.040014.22 (zaak A), 13.054692.22 (zaak B), 13.148554.22 (zaak C), 13.153651.22 (zaak D) en 13.169913.22 (zaak E)
Datum uitspraak: 29 december 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzitting van 15 december 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C, zaak D en zaak E aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.R Zetsma en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.L.D. Thomas, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de begeleider verbonden aan Arti-Care, de heer [naam 2] , de gedragswetenschapper verbonden aan Arti-Care, mevrouw [naam 3] en de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] is ter zitting vertegenwoordigd door mr. L.D. Weerkamp.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven– ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van een jas op de openbare weg (met daarin 70,- euro) toebehorende aan [slachtoffer 3] op
28 december 2021 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van een tas (met inhoud) op de openbare weg toebehorende aan [slachtoffer 4] op 28 december 2021 te Amsterdam;
Zaak B
belediging van ambtenaren, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , belast met noodhulp op 3 maart 2022 te Amsterdam;
Zaak C
een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van een tas (met inhoud) toebehorende aan [slachtoffer 2] op 15 juni 2022 te Amstelveen;
Zaak D
bedreiging van [slachtoffer 7] op 21 juni 2022 te Amsterdam;
Zaak E
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
mishandeling van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 8] op 6 juli 2022 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
vernieling van een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer 8] op 6 juli 2022 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen zijn opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Zaak E
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het in zaak E onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op de beelden in het dossier is te zien hoe verdachte de telefoon uit de handen van aangever [slachtoffer 8] slaat en de beelden zijn conform de verklaring van de aangever. Dit levert een vernieling van de telefoon op.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak E onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aangeefster [slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan van onder meer vernieling van haar telefoon op 6 juli 2022. De rechtbank stelt vast op basis van de beelden en de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte dat het verdachte is geweest die de telefoon uit de handen van aangeefster heeft geslagen. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat de telefoon als gevolg daarvan kapot is gegaan of beschadigd is. Aangeefster heeft dit weliswaar verklaard, maar het dossier bevat hier geen steunbewijs voor. Het kapotgaan van de telefoon is een voorwaarde om te kunnen spreken van de tenlastegelegde vernieling en de rechtbank acht daarom dat ook voor dit onderdeel sprake dient te zijn van ondersteuning van de aangifte om te voldoen aan het bewijsminimum. Nu hier geen sprake van is, dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde vernieling.

5.Waardering van het bewijs

Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht verdachte alleen te veroordelen voor het aandeel dat hij heeft bekend. Verdachte wilde tussen de groep jongens komen en heeft toen, zoals hij zelf zegt, een domme keus gemaakt door een trap te geven. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij slechts een trap heeft gegeven.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld van een jas met daarin € 70,- toebehorende aan [slachtoffer 3] en van een tas met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 4] . Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij op 28 december 2021 bij dit incident betrokken is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn vrienden bij de tramhalte te hulp is geschoten en daarbij heeft getrapt en een jas heeft meegenomen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat een vriend van hem een schoudertas heeft meegenomen, waarna zij samen zijn vertrokken. Verdachte heeft ontkend dat hij van een plan af wist om [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te beroven en dat hij naast het trappen nog meer geweld heeft gebruikt.
Uit de aangiftes, de camerabeelden en de overige bewijsmiddelen blijkt echter dat het een vooropgezet plan is geweest om de aangevers te beroven door met hen af te spreken en hen voor te houden dat zij vuurwerk konden kopen. Bovendien is naar aanleiding van het onderzoek in de telefoon van verdachte gebleken dat bij de opgeslagen wachtwoorden bij Instagram stond “ [naam account] ”. Via dit Instagram account is voorafgaand aan de beroving contact geweest met één van de aangevers en zijn afspraken gemaakt over het kopen van vuurwerk. Volgens aangevers mocht vervolgens slechts één van hen bij aankomst op de afgesproken plek meelopen naar het parkeerdek en blijkt uit de camerabeelden dat al een groep jongens naar het parkeerdek was gegaan voordat aangevers arriveerden. Er is daarna geen vuurwerk verkocht aan aangevers, maar zij zijn achtervolgd en vervolgens beroofd. Op de beelden is ook te zien dat verdachte en zijn medeverdachten de aangevers volgen vanaf het parkeerdek in de richting van de tramhalte.
Tot slot blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen dat aangevers geduwd, geslagen en getrapt zijn. Uit de verklaring van verdachte, het georganiseerde karakter van deze straatroof en de rolverdeling tussen verdachten volgt dat sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Dit betekent dat hij ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van zijn medeverdachten en dus ook voor de door hen verrichte geweldshandelingen.
Gelet op het voorgaande kan het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
Zaak B
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de ten laste gelegde belediging kan worden bewezen, gelet op de ter zitting gedane bekennende verklaring van verdachte en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Zaak C
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde gebruik van de boksbeugel en het mes. Uit het dossier is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring voor deze onderdelen van het ten laste gelegde feit te komen. Bovendien ontkent verdachte stellig dat er wapens aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde feit.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij samen met zijn medeverdachte bij dit incident betrokken is geweest en dat de jas en tas van aangever zijn meegenomen. De verklaring van verdachte vindt steun in de overige bewijsmiddelen. De verklaring van aangever dat bij de beroving een boksbeugel en een mes zijn getoond dan wel zijn gebruikt, vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen. Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Zaak D
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met als uitzondering dat een partiële vrijspraak dient te volgen voor het door verdachte wekken van de suggestie dat hij een (steek)wapen zou pakken.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling kan worden bewezen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij boos was op aangever en dat hij zich weliswaar niet meer precies kan herinneren wat hij heeft gezegd, maar dat het zou kunnen dat het gaat om de woorden zoals deze hem ten laste zijn gelegd. De aangifte vindt steun in deze verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Verdachte heeft erkend dat hij zijn hand in zijn jaszak heeft gestoken, maar heeft hierover verklaard dat hij dit deed om zijn telefoon te pakken. De rechtbank vindt de enkele omstandigheid dat verdachte zijn hand in zijn jaszak heeft gestoken onvoldoende om te concluderen dat verdachte dit deed om de suggestie te wekken dat hij een (steek)wapen zou pakken. Verdachte zal derhalve van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Zaak E
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen. De aangiftes ondersteunen elkaar en de foto van het letsel dat aangeefster [slachtoffer 1] heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling ondersteunt die aangiftes. Daarnaast heeft verdachte een deels een bekennende verklaring afgelegd.

6.Bewezenverklaring

Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 28 december 2021 te Amsterdam, op de openbare weg, het Osdorpplein, tezamen en in vereniging met anderen een jas met daarin 70,- euro die aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- voornoemde [slachtoffer 3] te volgen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] te zeggen; “Je moet bankoe lakken”, “je moet betalen,
want jullie hebben onze tijd verspild” en “Je bent echt dood” en “Jullie willen
geen problemen”, en
- dicht bij voornoemde [slachtoffer 3] te gaan staan en
- voornoemde [slachtoffer 3] tegen het gezicht te slaan en
- voornoemde [slachtoffer 3] van achteren te duwen en
- voornoemde [slachtoffer 3] te slaan, te schoppen en te trappen tegen diens lichaam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 28 december 2021 te Amsterdam, op de openbare weg, het Osdorpplein, tezamen en in vereniging met anderen, een tas met inhoud die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- voornoemde [slachtoffer 4] te volgen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] te zeggen; “Je moet bankoe lakken” “je moet betalen,
want jullie hebben onze tijd verspild” en “Je bent echt dood” en “Jullie willen geen problemen”, en
- dicht bij voornoemde [slachtoffer 4] te gaan staan en
- met kracht voornoemde [slachtoffer 4] te duwen en
- voornoemde [slachtoffer 4] te stompen tegen diens gezicht en/of lichaam;
Zaak B
hij op 3 maart 2022 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , belast met noodhulp, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Jij bent een kankermongool" en "Kijk dat zijn die vieze kankerflikkers. Ze kunnen mij niks maken die sukkels" en het tonen van de middelvinger richting de verbalisanten;
Zaak C
hij op 15 juni 2022 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander een tas met inhoud die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door
- te slaan tegen de kaak van voornoemde [slachtoffer 2] en
- voornoemde tas vast te pakken en
- de rits van de jas van voornoemde [slachtoffer 2] te openen en
- te trappen en te duwen tegen het been van voornoemde [slachtoffer 2] ;
Zaak D
hij op 21 juni 2022 te Amsterdam, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meermalen tegen voornoemde [slachtoffer 7] te zeggen; "Ik ga je steken", "Ik ga jou knuffelen, ik zal je onthouden", "Ik onthoud jouw gezicht goed en zal jou snel knuffelen" en "Nu doe je wel stoer he bij de politie, wacht maar ik ga je kussen, hard kussen, jullie kennen me nog niet, ik ga jouw gezicht onthouden";
Zaak E
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 6 juli 2022 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] heeft mishandeld door
- met betrekking tot die [slachtoffer 1] met kracht te slaan tegen de neus van voornoemde [slachtoffer 1] en
- met betrekking tot die [slachtoffer 8] te stompen of te slaan tegen de mond en/of oog en/of nek en/of kaak en/of hoofd van voornoemde [slachtoffer 8] ;
voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten vorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 283 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht bij de op te leggen straf rekening te houden met de door hem bepleite (partiele) vrijspraken en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden verzoekt de raadsman de avondklok te verruimen naar 22:00 uur, zodat verdachte zijn verantwoordelijkheid kan nemen op zijn werk en zijn dienstshift volledig kan afmaken. Tot slot verzoekt de raadsman om een traject met de Waag niet op te nemen in de bijzondere voorwaarden, omdat de (behandel)relatie met Arti-Care zeer goed is en wat zij bieden aan verdachte een compleet pakket is. Dit dient te worden gewaarborgd en niet te worden doorkruist door een andere instantie. Behandeling door de Waag heeft geen toegevoegde waarde volgens de raadsman.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere straatroven. Verdachte en zijn mededaders hebben bij de straatroven ook geweld gebruikt. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en geen enkel respect getoond voor diens eigendommen. De gevolgen van dergelijke overvallen zijn in het algemeen zeer traumatiserend voor de slachtoffers. De impact op hun gewone leven en gevoel van veiligheid is groot. In de aangiftes en de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] komt dit ook duidelijk naar voren. Daarbij dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan belediging van twee ambtenaren in functie. Dat verdachte onterecht is staande gehouden door de politie kan frustrerend zijn, maar dit betekent niet dat je vervolgens die agenten uit mag schelden. Politieambtenaren verrichten in onze samenleving een belangrijke publieke taak die gerespecteerd dient te worden. Dergelijk gedrag jegens politieambtenaren tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden getuigt van een kwalijk gebrek aan respect voor het openbaar gezag. En het maakt ook duidelijk dat verdachte moeite heeft om met zijn woede om te gaan.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een bedreiging door onder meer de woorden “ ik ga je steken” te hebben geroepen. Hierdoor is bij aangever [slachtoffer 7] de vrees ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Ook in dit geval geldt dat het vervelend kan zijn als een onbekend persoon jou uit het niets filmt. Daar mag je wat van zeggen, maar dat rechtvaardigt niet dat je iemand bedreigt. Ook niet als dat alleen met woorden is.
Tot slot heeft verdacht zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft aangeefsters letsel toegebracht. De neus van aangeefster [slachtoffer 1] was opgezwollen en gekneusd en er was sprake van een blauwe verkleuring onder haar oog. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld nadelige fysieke en/of psychische gevolgen kunnen ondervinden. Ook in deze situatie is verdachte naar zijn mening geprovoceerd en reageert dan vervolgens buitenproportioneel. Als iemand jou filmt of aanspreekt op gedrag is het onacceptabel dat je daar met geweld op reageert. Duidelijk is dat verdachte een probleem heeft met zijn agressieregulatie. De heftigheid waarmee hij reageert als hij onrecht ervaart is zorgelijk en lijkt ook in ernst te zijn toegenomen.
De rechtbank rekent de verdachte al het voorgaande zwaar aan.
De rechtbank houdt verder rekening met de afspraken die ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn vastgelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte (anders dan een boete voor het rijden zonder rijbewijs) niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts onder meer kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • de rapportage Pro Justitia van 18 november 2022 opgemaakt door B.G.J. Gunnewijk, Kinder- en Jeugdpsychiater en H.J. de Haas (arts in opleiding tot psychiater);
  • de rapportage Pro Justitia van 9 november 2022 opgemaakt door M. Feldmann-Sinnige, GZ- psycholoog;
  • het Raadsrapport opgemaakt op 13 december 2022;
  • het rapport van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) opgemaakt op 7 december 2022;
  • het perspectiefplan opgemaakt op 25 november 2022 en het zorgplan opgemaakt op 12 december 2022 door Arti-Care.
De psychiater en de psycholoogkomen tot de volgende conclusie.
Bij verdachte is sprake van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of gedragsstoornis met bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in de richting van antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarbij is sprake van beperkingen in de gewetensfunctie, verantwoordelijkheidsgevoel en impulscontrole, met een neiging toe te trekken naar delinquente jongeren en een hoge mate van beïnvloedbaarheid. In alle aan verdachte ten laste gelegde feiten spelen deze elementen van verdachte zijn psychische problematiek een rol van betekenis. Dit leidt tot het advies om de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De inschatting is dat het risico op toekomstig gewelddadig gedrag als matig tot hoog wordt ingeschat. Als de huidige begeleiding vanuit Arti-Care hierin wordt meegenomen is de inschatting matig. Door de deskundigen wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbinnen de ambulante behandeling en begeleiding onder toezicht van de jeugdreclassering vorm gegeven kan worden.
De
Raadheeft zich geconformeerd aan het advies tot een deels voorwaardelijke straf. Het is van belang dat de strakke kaders die op dit moment in het kader van de schorsing bestaan, blijven gelden om recidive te voorkomen. Op dit moment is sprake van een positieve ontwikkeling bij verdachte en het gezin. Er is een vertrouwensband opgebouwd met name met de hulpverleners van Arti-Care. Dat is van groot belang en dat dient gewaarborgd te blijven. Ten aanzien van de geadviseerde tijden van de avondklok adviseert de Raad ter zitting om de avondklok van 22:00 uur tot 07:00 uur te laten duren in verband met het werk van verdachte. Het is van belang dat verdachte in deze fase van het traject zijn verantwoordelijkheid kan nemen en kan laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden. Een behandeling bij de Waag lijkt op dit moment niet nodig vanwege de intensieve begeleiding en behandeling die vanuit Arti-Care geboden wordt en het risico dat verdachte wordt overvraagd op het moment dat hij daarnaast ook naar de Waag moet. Wel bestaat de mogelijkheid dat op een gegeven moment in aanvulling of aansluitend op de inzet vanuit Arti-Care, verdere forensische behandeling nodig is.
De
deskundigen vanuit Arti-Carehebben ter zitting toegelicht dat een intensief traject nodig is voor verdachte. Verdachte dient uit de huidige situatie en netwerk gehaald te worden, zodat hij vanuit rust kan leren hoe hij in de toekomst kan reageren in bepaalde situaties. Ook is het de bedoeling dat de ouders van verdachte de strakke kaders en rol die Arti-Care nu vervult op een gegeven moment zullen overnemen in de thuissituatie. Op dit moment is de vertrouwensrelatie dusdanig opgebouwd zowel met verdachte als met de ouders dat het volgens de deskundigen niet in het belang van verdachte is om daar nog een traject van een andere organisatie naast te starten. Bovendien is het een intensief traject in de vorm van zowel begeleiding van verdachte als behandeling van verdachte, waarbij ook de ouders worden betrokken en begeleid. Behandeling door een andere instantie, zoals de Waag, zal op dit moment geen meerwaarde hebben.
De
ouders van verdachtehebben ter zitting naar voren gebracht dat zij vooruitgang zien bij hun zoon sinds Arti-Care betrokken is. De ouders staan achter deze hulpverlening en hopen dat de hulpverlening kan worden gecontinueerd.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De conclusies van de deskundigen worden overgenomen.
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten in beginsel aanleiding geven tot het opleggen van een langere onvoorwaardelijke straf dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet echter geen aanleiding verdachte nu alsnog in een JJI te plaatsen of een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Dit zou de positieve stappen die recent zijn gezet door verdachte tenietdoen en in het geval van een werkstraf in de hand kunnen werken dat verdachte wordt overvraagd. Verdachte werkt nu goed mee aan de hulpverlening en stelt zich stap voor stap opener op tegenover de hulpverlening vanuit Arti-Care. De rechtbank zal daarom geen langere onvoorwaardelijke straf opleggen dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gezien de ernst van de feiten ziet de rechtbank wel aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Anders dan de officier van justitie, geven de rol van verdachte, de omstandigheid dat in een aantal gevallen aangevers ook een rol hebben gespeeld in het ontstaan van wat tussen hen en verdachte is voorgevallen, de door verdachte recent doorgemaakte positieve ontwikkeling binnen de geldende kaders en het feit dat hij first offender is, de rechtbank aanleiding om niet over te gaan tot het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie, maar zal een voorwaardelijke werkstraf worden opgelegd. De rechtbank acht gelet op de gegeven adviezen, de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden van groot belang ter voorkoming van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. Met name de gebrekkige agressieregulatie (en onderliggende problemen) hebben aandacht nodig in de behandeling en begeleiding. De rechtbank zal de geadviseerde voorwaarden overnemen zoals door de Raad geadviseerd, waaronder ook de avondklok met daaraan verbonden de tijden zoals tijdens de zitting geadviseerd door de Raad voor de duur van zes maanden vanaf de datum van de uitspraak (29 december 2022). De avondklok zal verdachte helpen met het behouden van de thans behaalde structuur en stabiliteit. Dat is een goede basis voor het continueren van het intensieve traject vanuit Arti-Care. Ook de voorwaarden ten aanzien van school, stage en vrijetijdsbesteding zullen verdachte hierbij helpen. Het is van belang dat verdachte onder begeleiding en behandeling van Arti-Care binnen een strak kader stappen maakt, waarna vervolgens toegewerkt kan worden naar meer vrijheden. Hierbij is het essentieel dat de begeleiding en behandeling door Arti-Care wordt uitgevoerd en is het reëel dat dit gedurende de hele proeftijd nodig blijft. De rechtbank zal tevens als voorwaarde een contactverbod met de aangevers en de medeverdachten opleggen en dat verdachte moet meewerken aan alle hulpverlening die JBRA noodzakelijk acht.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de problematiek van verdachte en het verloop van de voorlopige hechtenis periode is een strak en duidelijk kader nodig om recidive te voorkomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan als verdachte niet direct kan (blijven) profiteren van het strakke (hulpverlenings)kader. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 1.209,95 aan materiële schadevergoeding en € 500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 400,-. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding lijkt het de officier van justitie redelijk en billijk om het gevorderde bedrag van € 500,- geheel toe te wijzen. De officier van justitie vordert het totale bedrag van € 900,- euro vermeerderd met de wettelijke rente toe te wijzen en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft ten aanzien van de materiële schadevergoeding verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze vordering niet is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht, omdat zijn jas met daarin € 70,- gestolen is door verdachten. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het contante geld tot een bedrag van € 70,- hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, nu deze tot dit bedrag inhoudelijk niet is betwist. De schade kan volledig aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de Nike rugtas en de Moncler jas niet-ontvankelijk verklaren. De vordering is op die onderdelen inhoudelijk betwist en onvoldoende onderbouwd. Op basis van de vordering kan niet worden vastgesteld wat het aankoopbedrag van de jas is geweest en wanneer deze is aangeschaft. Noch uit de aangifte, noch uit overige bewijsmiddelen is gebleken dat een Nike rugtas is weggenomen, als gevolg van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde bewezenverklaarde. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dit levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending (straatroof) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding van € 500,- redelijk is. De rechtbank zal daarom ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 500,- hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van [slachtoffer 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.558,37 aan materiële schadevergoeding en € 3.250,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat van de benadeelde partijheeft gepersisteerd bij de ingediende vordering.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 1.250,- op grond van de redelijkheid en billijkheid. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie gevorderd tot een bedrag van € 500,- toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de schade onvoldoende is onderbouwd. Een uitzondering vormt de Nike pet. Verdachte heeft aangegeven de pet graag te willen vergoeden. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding verzoekt de raadsman aansluiting te zoeken bij het bedrag van de immateriële schadevergoeding ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3] , te weten € 500,-.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak C bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht, omdat verdachten spullen van de benadeelde partij hebben gestolen. De vordering ten aanzien van de Nike pet van € 24,99 is voldoende onderbouwd en is niet inhoudelijk betwist. De kosten van het aanschaffen van een nieuwe pet kunnen daarom worden vastgesteld. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering ten aanzien van de telefoonkosten van € 152,65 en de ING pinpas van € 4,50 is ter terechtzitting inhoudelijk betwist. Deze kosten zijn echter wel voldoende onderbouwd tegenover de betwisting, gelet op de aangifte en hetgeen door verdachte bij de rechter-commissaris op 16 juni 2022 is verklaard over het aantreffen van deze spullen in de meegenomen tas. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van het zomerjasje (imitatie Prada), de schoudertas (Louis Vuitton), Airpods (Apple) en het contante geld niet-ontvankelijk verklaren. De vordering is op die punten tegenover de betwisting onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende is gebleken dat het zomerjasje, de Airpods en het contante geld zijn weggenomen en het hengsel van een echte Louis Vuitton schoudertas is doorgesneden tijdens de straatroof waardoor niet kan worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreekse schade door het handelen van verdachte. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dit levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het in zaak C bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden (psychische schade en verlies van vertrouwen in een veilige omgeving), de aard van de normschending en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de immateriële schadevergoeding een bedrag van € 500,- passend is. De rechtbank zal daarom ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 500,- hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijk wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 266, 267, 285, 300 en 312 van het Wetboek van strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak E onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2, zaak B, zaak C, zaak D en zaak E onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg
Zaak B
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Zaak C
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Zaak D
bedreiging met zware mishandeling en enig misdrijf tegen het leven gericht
Zaak E
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
103 (honderd en drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 103 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van

50 (vijftig) uren.

Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf groot op 50 uren,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde volgens het rooster naar school en/of stage gaat;
  • dat veroordeelde meewerkt aan de begeleiding en behandeling vanuit Arti-Care;
  • dat veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van werk en/of sport;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangevers [slachtoffer 4] geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum slachtoffer3] , [slachtoffer 7] geboren op [geboortedatum slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , [slachtoffer 8] geboren op [geboortedatum slachtoffer 8] en medeverdachten [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag medeverdachte] 2008, [medeverdachte 2] geboren op [geboortedag medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] geboren op [geboortedag medeverdachte 3] 2006;
  • dat veroordeelde zich houdt aan een avondklok die inhoudt dat verdachte zich dagelijks vanaf 22:00 uur tot 07:00 uur in de ouderlijke woning bevindt. De avondklok loopt vanaf 29 december 2022 voor de duur van zes maanden tot en met 29 juni 2023. De avondklok kan uitsluitend in overleg en met toestemming van Jeugdbescherming Regio Amsterdam worden gewijzigd. Daarnaast geldt de avondklok niet in de periode dat - voor zover de reis doorgang vindt - verdachte onder begeleiding van Arti-Care in Marokko verblijft.
  • dat veroordeelde meewerkt aan alle hulpverlening die door Jeugdbescherming Regio Amsterdam noodzakelijk wordt geacht.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 3]gedeeltelijk toe tot € 570,- (zegge: vijfhonderd en zeventig euro), waarvan € 70,- (zegge: zeventig euro) voor materiële schade en € 500,- (vijfhonderd) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [slachtoffer 3] ter hoogte van € 570,- (zegge: vijfhonderd en zeventig euro). Voornoemd bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 2]gedeeltelijk toe tot € 682,14 (zegge: zeshonderd en tweeëntachtig euro en veertien cent), waarvan € 182,14 (zegge: honderd tweeëntachtig euro en veertien cent) voor materiële schade en € 500,- (zegge: vijfhonderd) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voort in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeven van [slachtoffer 2] ter hoogte van € 682,14 (zegge: zeshonderd en tweeëntachtig euro en veertien cent). Voornoemd bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.K. Mireku en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bien, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2022.
)