ECLI:NL:RBAMS:2022:7896

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
13-193850-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 29 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 februari 2021 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op de Noorderbreedte in Amsterdam. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van meer dan 100 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Tijdens het nemen van een bocht verloor hij de controle over zijn voertuig, een VW Golf GTI, en botste frontaal tegen een boom, waarna hij zijdelings tegen een tweede boom tot stilstand kwam. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bijrijder, die drie maanden in het ziekenhuis verbleef met hersenletsel.

De officier van justitie vorderde een werkstraf van 150 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De verdachte bekende het primair ten laste gelegde en zijn raadsman vroeg om een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een zeer ernstige verkeersovertreding en dat de gevolgen voor het slachtoffer ingrijpend waren. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar voor het voorwaardelijke deel. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-193850-21
Datum uitspraak: 29 december 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat door zijn schuld op 25 februari 2021 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Noorderbreedte te Amsterdam, ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel, heeft opgelopen.
Subsidiair is het verwijt dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Wat is er gebeurd
Op 25 februari 2021 heeft op de rijbaan van de Noorderbreedte in Amsterdam een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte was de bestuurder van een personenauto, VW Golf GTI. Hij heeft met een snelheid van boven de 100 kilometer per uur over de Noorderbreedte gereden, op een plek waar een maximumsnelheid geldt van 50 kilometer per uur. In een bocht op deze rijbaan heeft verdachte de controle over zijn personenauto verloren, waarna de personenauto eerst frontaal in botsing kwam met een aan de rechterzijde van de rijbaan gelegen boom en vervolgens zijdelings tot stilstand kwam tegen een tweede boom. Als gevolg van dit verkeersongeval zijn de twee inzittenden in de auto en verdachte met lichamelijk letsel naar het ziekenhuis gebracht. Slachtoffer [slachtoffer] zat als bijrijder in de auto naast verdachte. Hij heeft als gevolg van de verwondingen van dit verkeersongeval drie maanden met hersenletsel in het ziekenhuis gelegen en is nog steeds onder behandeling.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto met een veel te hoge snelheid een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt, met als gevolg dat hij met zijn personenauto tegen een boom is gebotst. Op de foto’s in het dossier is te zien hoe erg de auto was beschadigd en het is een wonder dat verdachte en de twee inzittenden levend uit deze auto zijn gekomen. De bijrijder in de auto, slachtoffer [slachtoffer] , heeft door dit zeer onvoorzichtige rijgedrag zwaar lichamelijk en blijvend letsel opgelopen, te weten hersenletsel.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft het primair ten laste gelegde ter zitting bekend. De raadsman vindt ook dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 25 februari 2021 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, VW Golf GTI, daarmede rijdende over de weg, Noorderbreedte, zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , als bijrijder van verdachte, zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten hersenletsel, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Noorderbreedte, komende uit de richting van de Oosterlengte en gaande in de richting van de Westerlengte,
  • terwijl verdachte beginnend bestuurder was en
  • terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
verdachte heeft gereden met een snelheid van ruim boven de 100 km/u, en bij het naderen van een bocht is verdachte gas blijven geven en heeft verdachte niet zijn snelheid dusdanig gematigd dat hij de auto onder controle kon blijven houden. Verdachte is vervolgens met een aanzienlijke vaart tegen naast de weg staande bomen aangereden en aangebotst, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het primair bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor het primair bewezen geachte feit dient te worden veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Verdachte heeft door veel te hard te rijden op 25 februari 2021 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, terwijl hij kort daarvoor een strafbeschikking heeft gehad voor een snelheidsovertreding gepleegd op 24 januari 2021. Door dit zeer onvoorzichtige rijgedrag heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat deze niet onderbouwd is. Het is een feit van algemene bekendheid dat wat het slachtoffer is overkomen een traumatische ervaring is geweest. Hij heeft drie maanden in het ziekenhuis gelegen en zijn leven is als gevolg van dit verkeersongeval erg veranderd. Onder deze omstandigheid acht de officier van justitie het passend om een bedrag van
EUR 5.000 toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman en de verdachte hebben aangevoerd zich niet te verzetten tegen het opleggen van een taakstraf. Het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden is, gelet op het tijdsverloop, fors. Verdachte heeft zijn rijbewijs na het volgen van een cursus bij het CBR teruggekregen. Hij heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn opleiding ’logistiek supervisor’ met stageplek. Sinds het verkeersongeval is er geen sprake geweest van nieuwe verkeersovertredingen. Verdachte heeft geleerd van zijn fouten, zodat er geen gevaar voor herhaling is. De raadsman verzoekt de rechtbank een deels voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard, omdat deze vordering niet is onderbouwd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstige verkeersovertreding, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Hierdoor heeft het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten hersenletsel.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld en een slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel, wordt volgens deze oriëntatiepunten als uitgangspunt gehanteerd een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder een strafbeschikking heeft gehad voor een snelheidsovertreding gepleegd binnen de bebouwde kom op 24 januari 2021. Hoewel verdachte vanwege deze verkeersovertreding een gewaarschuwd mens was, heeft hij op 25 februari 2021 als beginnend bestuurder opnieuw veel te hard gereden met een personenauto met een bijna fataal gevolg voor de bijrijder. Het slachtoffer kan zich van het ongeval niets meer herinneren. Zijn leven is na het ongeval ingrijpend veranderd. Hij heeft drie maanden in het ziekenhuis gelegen en is vanwege de hersenschade nog steeds onder behandeling.
Verdachte heeft het feit bekend ter zitting. Hij heeft niet alleen laten blijken dat hij enorm is geschrokken van het verkeersongeval, maar hij heeft ook zijn spijt betuigd voor zijn gedrag in het verkeer en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Verdachte is zich ervan bewust dat het ook anders had kunnen aflopen met de twee inzittenden en hemzelf in de auto.
Gelet op de mate van schuld, de ernst van de verweten gedraging en de gevolgen voor het slachtoffer, acht de rechtbank in beginsel de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank ziet echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het inzicht dat hij ter zitting toonde, aanleiding om de helft van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 3 jaar. Mocht verdachte zich voor het einde van die proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maken, dan kan deze bijkomende straf ten uitvoer worden gelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert EUR 100.000 aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
75 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
12 maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 maanden, van deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
3 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2022.