ECLI:NL:RBAMS:2022:7894

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
13.123491.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, veroordeling voor witwassen van een groot geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, alsook van witwassen van een geldbedrag van € 106.015,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van deze wapens. De verdachte had in paniek een tas gepakt nadat zij had vernomen dat haar broer was aangehouden en dat er spullen in haar huis lagen die weg moesten. De rechtbank oordeelde dat de enkele mededeling van de politie dat er een deel van een vuurwapen zichtbaar was in een dichtgeknoopte tas onvoldoende was om wetenschap bij de verdachte vast te stellen.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het witwassen van het geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte over het geld had beschikt door het geld van een doos in een tas te kieperen en deze tas naar buiten te dragen en in een auto te stoppen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur op, wat lager was dan de eis van het Openbaar Ministerie, omdat de verdachte een first offender was, al twee weken in voorarrest had gezeten en de rechtbank de indruk had dat het feit veel impact op haar had gemaakt. De rechtbank zag geen reden voor een voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat zij de indruk had dat de verdachte in de toekomst beter zou nadenken over haar daden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.123491.22
Datum uitspraak: 29 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. T. Urbanus, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
Het samen met anderen voorhanden hebben van een automatisch aanvalsgeweer en zeven pistolen op 17 mei 2022 te Almere;
Het samen met anderen witwassen van een geldbedrag van € 106.015,- op 17 mei 2022.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Inleiding

Op 26 november 2021 werd de broer van verdachte, [broer/medeverdachte] (hierna: [broer/medeverdachte] ) aangehouden en tijdens zijn fouillering werden diverse goederen aangetroffen en in beslag genomen. De politie heeft zijn telefoon uitgelezen en heeft mede op basis van de resultaten van dat onderzoek later op 17 mei 2022 een doorzoeking verricht in de woning van verdachte. Die vond plaats kort nadat verdachte was aangehouden. De opsporingsambtenaren die – gekleed in burger – bij de woning waren opgesteld in afwachting van de rechter-commissaris en de zoekploeg, zagen verdachte, kort na de aanhouding van haar broer, uit haar woning komen met een zwarte, ogenschijnlijk zware, sporttas in haar handen. Zij legde de sporttas vervolgens in een rode Renault Twingo die in de straat stond geparkeerd. Later vond de politie in die sporttas door de politie diverse vuurwapens, munitie en een groot contant geldbedrag. Verdachte verklaarde dat zij de spullen had aangetroffen in een extra kamer in haar woning. [broer/medeverdachte] verbleef wel eens in de woning van verdachte en maakte dan gebruik van deze kamer.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte wist van de aanwezigheid van de aangetroffen vuurwapens en munitie en of zij daarover kon beschikken. Daarnaast moet worden beoordeeld of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van geld.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte bekent de geldbedragen voor de politie te hebben weggehouden. Zij ontkent wetenschap te hebben gehad van de wapens die in dezelfde sporttas in een Albert Heijn tas zaten, maar die verklaring is niet geloofwaardig. De wapens waren volgens de politie zichtbaar. Dit, in combinatie met het gewicht van de tas, maakt het niet aannemelijk dat zij niet wist wat er in de tas zat. In de telefoon van verdachte zijn twee foto’s van vuurwapens en een foto van een stroomstootwapen aangetroffen, dus totaal onbekend met het fenomeen (vuur)wapens was verdachte niet.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat zij geen idee had dat zich wapens en munitie in haar woning bevonden. Ook toen zij de Albert Heijn shopper met de wapens in de zwarte sporttas deed en deze uit haar woning in de auto heeft gezet, had zij geen idee van de inhoud. Zij was in paniek en heeft geen tijd genomen in de shopper te kijken. Wetenschap en beschikkingsmacht kunnen daarom niet worden bewezen.
Ook van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken, want er kan niets meer worden vastgesteld dan dat verdachte zeer kort voor haar aanhouding ontdekte dat er geld in haar woning lag. Dit brengt niet automatisch mee dat zij ook de beschikkingsmacht had over dit geld. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing voor de stelling dat het geld van haar is, dat is zelfs eerder onwaarschijnlijk. Ook blijkt niet dat haar is gevraagd het geld te bewaren of dat zij op andere wijze vóór het telefoontje wist dat de doos met geld in haar woning lag. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door het dossier. Zij werd op 17 mei 2022 om 16:12 gebeld en ging toen in paniek op zoek naar spullen die zij niet herkende. Hoogstens kan worden aangenomen dat verdachte vanaf dat moment vermoedde dat er iets in haar woning lag dat niet pluis was. Toen zij het geld zag wilde zij zich juist meteen daarvan distantiëren. Zij heeft de sporttas niet in de auto gezet om die wegmaken, maar om zichzelf en haar kind in veiligheid te brengen en niet met het geld te worden geassocieerd. Van belang is dat het geld in een kamer lag die niet door verdachte werd gebruikt, niet in het zicht lag en dat het een zoete inval was in haar woning. Het in de tas stoppen van het geld en naar de auto dragen kan niet worden gekwalificeerd als verwerven of overdragen. Voor verbergen of verhullen is volgens rechtspraak ook meer nodig dan het in een tas in de auto plaatsen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank vindt niet bewezen wat onder feit 1 is tenlastegelegd. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben van wapens en munitie is vereist dat verdachte de wapens en de munitie aanwezig heeft gehad, dat zij hier wetenschap van had en dat verdachte ook beschikkingsmacht had over deze voorwerpen. Op basis van vaste rechtspraak is onvoldoende dat verdachte wist dat er mogelijk illegale voorwerpen in de tas zouden zitten. Haar opzet moet specifiek betrekking hebben gehad op de mogelijke aanwezigheid van vuurwapens.
De rechtbank stelt vast dat in een slaapkamer in de woning van verdachte die bij haar broer in gebruik was vuurwapens en munitie lagen. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij een telefoontje kreeg met de mededeling dat haar broertje was aangehouden en dat er spullen in haar huis lagen die weg moesten. Zij heeft verklaard dat zij wist dat het erg was, maar dat zij geen idee had waaraan zij moest denken en nooit had gedacht dat er vuurwapens in haar huis zouden liggen. Ook heeft zij verklaard dat zij toen zij ging zoeken een doos heeft gezien, dat zij deze doos heeft omgekieperd in de zwarte sporttas die daarnaast lag en dat zij toen zag dat er geld in zat en dat zij niet heeft gezien wat er in de Albert Heijn shopper zat toe zij deze in de sporttas deed. De politie heeft opgeschreven dat zij heeft gezien dat de zwarte sporttas was afgesloten middels een ritssluiting aan de bovenzijde, dat zij in deze sporttas verschillende bundels met geld zag zitten, dat in deze sporttas verder een blauwkleurige bigshopper tas van de Albert Heijn zat, dat deze bigshopper was dichtgeknoopt, dat het mogelijk was om gedeeltelijk in deze bigshopper te kijken en dat in deze bigshopper een zwartkleurig vuurwapen zichtbaar was. De politie zag namelijk een kolf van een vuurwapen, gelijkend op een type Glock.
De rechtbank kan op basis van de enkele stelling van de politie dat zij een deel van een wapen in een dichtgeknoopte bigshopper heeft zien zitten aannemen dat verdachte wetenschap had van de vuurwapens. Ten eerste zit er geen foto in het dossier van hoe de politie de bigshopper heeft aangetroffen, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen in welke mate er in de dichtgeknoopte bigshopper tas kon worden gekeken en hoe dat eruit zag. Ten tweede is gelet op de korte tijdspanne tussen het telefoontje dat verdachte kreeg en haar aanhouding en gelet op het feit dat zij in paniek was niet onaannemelijk dat zij het deel van een wapen dat (gedeeltelijk) zichtbaar was in de dichtgeknoopte bigshopper tas niet heeft gezien. Dit in combinatie met de verklaring van verdachte maakt dat de rechtbank er niet van overtuigd is dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van vuurwapens, zodat zij wordt vrijgesproken van feit 1.
4.3.2.
Veroordeling voor witwassen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De aanhouding van [broer/medeverdachte] en de poging tot het wegmaken van geld door verdachte
[broer/medeverdachte] is op 17 mei 2022 om 15:56 uur aangehouden op grond van artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en artikel 420 bis van het Wetboek van Strafrecht. [1] Rond 16:10 uur zagen politieagenten verdachte met een telefoon aan haar oor. Zij maakte een zenuwachtige/paniekerige indruk op de politieagenten. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij op haar eigen telefoon werd gebeld met de mededeling dat haar broertje was opgepakt door het arrestatieteam, dat zij spullen in haar huis had die weg moesten en dat zij in paniek raakte. De persoon die haar belde maakt gebruik van het SnapChat account [account] . Verdachte ging in de extra kamer kijken en zag onder het bed tassen. Zij zag een doos met geld, een zwarte tas en een Albert Heijn tas (bigshopper). Zij heeft de bigshopper in de zwarte tas gedaan en toen zij ook de doos met geld daarin omkieperde zag ze dat daarin geld gekieperd in de zwarte tas. In alle paniek is zij toen met die tas naar beneden gegaan en heeft die in een auto gelegd. Verdachte wist waar zij moest zoeken, omdat haar broertje maar in één kamer sliep en zij dus maar één plek had om te zoeken. [2] De politieagenten zagen op 17 mei 2022 rond 16:10 verdachte haar woning in lopen en een tiental seconden later de woning weer uitlopen met de zwarte sporttas. De politieagenten zagen dat verdachte de zwarte sporttas in een auto plaatste. [3] Bij doorzoeking van de auto werd gezien dat er in de tas een groot geldbedrag zat. [4] Dat ging om een totaal van € 106.015,-. [5]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte een groot contant geldbedrag voorhanden heeft gehad dat niet van haar is en dat dit geld is aangetroffen in een tas waarin ook vuurwapens en munitie zaten. Kort voordat verdachte het geld voorhanden had is zij gebeld met de mededeling dat haar broertje was aangehouden en dat er spullen in haar huis lagen die weg moesten. Verdachte wist dat het erg was en wist dus kennelijk dat het om illegale voorwerpen ging. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is. De criminele herkomst is dus evident. Verdachte heeft het geld voorhanden gehad en er vervolgens ook over beschikt door het geld van de doos in de tas te kieperen, naar buiten te brengen en in een auto te stoppen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich wilde distantiëren van het geld, maar de rechtbank kan niet volgen waarom verdachte dan deze handelingen heeft verricht. Van verdachte mag worden verwacht dat als zij zich had willen distantiëren van het geld zij het geld niet zou overhevelen van de doos naar de sporttas en dat zij – voor zover het haar intentie zou zijn geweest om zich van het geld te distantiëren – het geld enkel mee naar buiten zou nemen om het uit haar woning te krijgen, maar niet in een auto zou verstoppen. De rechtbank gaat daarom niet mee in het verweer dat verdachte niet over het geld heeft beschikt of heeft kunnen beschikken. De rechtbank ziet geen nauwe en bewuste samenwerking met haar broer of met degene die verdachte telefonisch heeft gewaarschuwd en spreekt verdachte partieel vrij van het onderdeel medeplegen. Verdachte wordt veroordeeld voor het voorhanden hebben van geld dat uit misdrijf afkomstig is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 2:
op 17 mei 2022 te Almere een voorwerp, te weten een contant geldbedrag (in totaal 106.015 euro) voorhanden had terwijl zij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Het maximaal op te leggen aantal uren taakstraf is passend bij de ernst van de feiten en de verkeerde beslissing die verdachte heeft genomen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is ook geboden om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en om te voorkomen dat verdachte in de toekomst nogmaals een faciliterende rol speelt bij criminaliteit.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat – in het geval van een bewezenverklaring – kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een groot contant geldbedrag. Zij heeft zich door haar broer laten gebruiken en heeft hiermee de criminaliteit gefaciliteerd. Verdachte heeft met haar handelen de verkeerde beslissing genomen en had beter moeten weten. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie. Het tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt. Zonder witwassen zou het plegen van vermogensdelicten een stuk minder lucratief zijn.
De rechtbank ziet aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie en van medeplegen. Het contante geld heeft zij slechts kort, namelijk enkele minuten, voorhanden gehad. Zij is first offender en heeft in deze strafzaak al twee weken in voorarrest doorgebracht. De detentie heeft bovendien veel gevolgen gehad voor verdachte. Zo is zij haar woning kwijtgeraakt en op de zitting maakte zij de indruk dat zij zeer is geschrokken van wat er is gebeurd. Ook heeft de rechtbank de indruk dat verdachte in de toekomst wel twee keer zal nadenken voordat zij weer een dergelijke beslissing neemt. Daarom ziet de rechtbank geen reden voor een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op van 180 uur.

8.Het beslag

Onder verdachte is een telefoon inbeslaggenomen. Deze wordt teruggegeven aan verdachte.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2:
Witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden volgens de maatstaf van twee uren per dag.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave aan [verdachte]van:
1 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022007058-6187807, Zwart, merk: Apple)
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en M.E. van Rijn-Tonino, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2022.

Voetnoten

1.PV van aanhouding, PD 1, 30 e.v.
2.PV van verhoor verdachte [verdachte] , met documentcode 16437335, p. PD 2 [verdachte] , 34 e.v.
3.PV van verdenking [verdachte] met documentcode 16410654, p. PD 2, 1 e.v.
4.PVB van doorzoeking ter inbeslagneming met documentcode 16409047, p. AD, 18 e.v.
5.PV van relaas met documentcode 16409242, p. ZD 3 geld, 1012.