ECLI:NL:RBAMS:2022:7869

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
C/13/716220 / FA RK 22-2253
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met Afghaanse nationaliteit, vrouw niet ontvankelijk in verzoek tot echtscheiding, echtscheiding al gerealiseerd in Afghanistan

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen een vrouw en een man, beiden met de Afghaanse nationaliteit. De vrouw had op 8 april 2022 een verzoekschrift ingediend om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam ontwricht was. De man heeft echter verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, omdat volgens hem de echtscheiding al op 15 juli 2021 door de rechtbank in Afghanistan was uitgesproken en deze echtscheiding inmiddels was verwerkt in de Basisregistratie Personen in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond ten tijde van de indiening van het verzoekschrift, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen. De vrouw volhardde in haar verzoek, ondanks het verweer van de man, en betwistte de geldigheid van de echtscheiding in Afghanistan. De man stelde echter dat hij zijn broer had gemachtigd om de echtscheiding aan te vragen en dat deze echtscheiding rechtsgeldig was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de echtscheidings- en legalisatiedocumenten niet aan de vereiste vormen voldoen. De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, omdat de echtscheiding al was uitgesproken en geregistreerd in Nederland. De rechtbank heeft ook geen verdere beoordeling van de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen gedaan, gezien de beslissing over de niet-ontvankelijkheid. De kosten van de procedure zijn voor elke partij zelf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716220 / FA RK 22-2253 en
C/13/720584 / FA RK 22-4530
Beschikking d.d. 14 december 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. P.J. van de Pol, gevestigd te Haarlem,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A. Fakiri, gevestigd te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 8 april 2022;
- het F9-formulier van 15 april 2022 met producties van de vrouw;
- het F9-formulier van 29 april 2022 met productie van de vrouw;
- het verweerschrift;
- het F9-formulier van 18 november 2022 van de vrouw;
- de e-mail van 21 november 2022 van de man.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, hun advocaten en een tolk, ter ondersteuning van de vrouw.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn volgens de Basisregistratie Personen met elkaar gehuwd op 11 maart 2018 te Kaboel (Afghanistan). Partijen zijn naar eigen zeggen gehuwd op 31 oktober 2016 te Mazar-e-Sharif (Afghanistan).
Partijen hebben de Afghaanse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De man heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren. Hij stelt dat de rechtbank te Afghanistan op 15 juli 2021 de echtscheiding al heeft uitgesproken en dat deze echtscheiding inmiddels is verwerkt in de Basisregistratie Personen van de gemeente [woonplaats] .
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.4.
De vrouw persisteert na kennisname van het verweer van de man in haar verzoek tot echtscheiding omdat partijen volgens haar nog steeds zijn gehuwd. Zij stelt dat de man met gebruik van onjuiste, onvolledige en valse documenten de gemeente [woonplaats] heeft geïnformeerd en dat de brondocumenten niet allemaal zijn geverifieerd c.q. gelegaliseerd.
Volgens de vrouw zijn de door de man overgelegde scheidings- en legalisatiedocumenten niet opgemaakt volgens de daarvoor geldende vormen. Zij stelt dat daarop vereiste vingerafdrukken en stempels ontbreken. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling ook nog aangevoerd dat de man voor de echtscheiding in Afghanistan haar medewerking nodig had en deze niet heeft verkregen, zodat deze echtscheiding niet correct tot stand heeft kunnen komen.
De man heeft dit betwist. Hij stelt dat hij zijn broer in Afghanistan heeft gemachtigd aldaar namens hem de echtscheiding, eenzijdig, op basis van zijn rechten conform de Sharia, aan te vragen, dat zijn broer dat heeft gedaan en dat deze echtscheiding vervolgens is uitgesproken. Deze echtscheidingsakte is rechtsgeldig en na legalisatie gebruikt voor de inschrijving van de echtscheiding hier in Nederland, waarbij de gemeente haar zelfstandige controlerende taak heeft uitgevoerd en de documenten als rechtsgeldig heeft aangemerkt. Partijen zijn dan ook gescheiden zodat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in al haar verzoeken.
2.2.5.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een man zonder medewerking van zijn echtgenote en door middel van een machtiging van een derde een echtscheiding kan aanvragen en verkrijgen in Afghanistan. De echtscheidingsakte dient daarna te worden gelegaliseerd om te kunnen gebruiken in Nederland. Hiervoor is, blijkens openbare bronnen van de Rijksoverheid, naast vertaling vereist dat dit buitenlandse document van de burgerlijke stand is gelegaliseerd door het Afghaanse ministerie van Buitenlandse Zaken in Kaboel en dat daarna van de Afghaanse ambassade in Den Haag een consulaire verklaring wordt verkregen.
2.2.6.
De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat de echtscheidings- en legalisatiedocumenten niet aan de vereiste vormen voldoen, gelet op de betwisting daarvan door de man. De vrouw heeft niet benoemd op grond van welke concrete geldende regelgeving is vereist dat op de scheidingsakte ook vingerafdrukken zijn opgenomen en dat de door haar gestelde stempels zijn vereist, mede in het licht van de eisen over legalisatie die blijken uit de openbare beschikbare informatie van de Rijksoverheid terzake. De vorm van de door haar overgelegde andere (voorbeeld)documenten kan onvoldoende als onderbouwing van de stellingen van de vrouw dienen, nu het ene document geen scheidingsakte maar een verkoopakte betreft en het andere document dateert uit 2009. Daar komt bij dat de gemeente [woonplaats] de door de man aangeleverde documenten heeft gecontroleerd en geaccepteerd en is overgegaan tot inschrijving van de echtscheiding in Afghanistan in de BRP. Die echtscheiding heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021, dus voorafgaande aan de indiening van het verzoek tot echtscheiding door de vrouw bij deze rechtbank. De rechtbank zal de vrouw dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot echtscheiding. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat, in het licht van al het voorgaande, ook niet is gebleken van enig belang van de vrouw bij een beslissing op haar verzoek tot echtscheiding.
2.2.7.
De rechtbank komt vanwege hetgeen hierboven onder 2.2.6 is overwogen niet meer toe aan de beoordeling van de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen.
2.2.8.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
In beide procedures:
3.1.
verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoek;
3.2.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. V. Zuiderbaan, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.W.K. Bosman op 14 december 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.