ECLI:NL:RBAMS:2022:7857

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
1310928722
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdzaak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs voor berovingen en afpersing

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak waarbij de verdachte werd vrijgesproken van meerdere ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en de verdediging door raadsman mr. T.G.M. Houben. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met (bedreiging met) geweld van telefoons, een riem en parfum, alsook afpersing van een ketting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten onder 1 en 2. De verklaringen van de aangevers kwamen niet overeen met de verdachte, en er waren twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden geïdentificeerd als de dader van de berovingen en sprak hem vrij van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.109287.22
Datum (mondelinge) uitspraak: 20 december 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.G.M. Houben, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd- ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging van twee telefoons (van het merk IPhone Apple), een riem (van het merk Valentino) en een fles parfum (van het merk Versace), tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid aan die diefstal met (bedreiging met) geweld op 14 augustus 2021 in Amsterdam;
2. afpersing van een ketting van [slachtoffer 1] , subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid aan die afpersing op 14 augustus 2021 in Amsterdam;
3. diefstal met geweld in vereniging van een telefoon (van het merk IPhone Apple) en een jas (van het merk Canada Goose) tegen [slachtoffer 3] op 13 augustus 2021 in Amsterdam;
4. diefstal met geweld in vereniging van een tas (van het merk Nike) tegen [slachtoffer 4] op 13 augustus 2021 te Amsterdam.
De tenlastelegging wordt als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman en op de door hen aangevoerde gronden - van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte zal van die feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft betoogd dat het onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De signalementen die de aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gegeven komen niet overeen met verdachte. Zij omschrijven twee lange jongens van 190/195 cm en een kleinere jongen. [slachtoffer 3] verklaart over een blonde jongen, terwijl [slachtoffer 4] juist spreekt over een getinte jongen met een zwart masker waarvan enkel de ogen te zien zouden zijn. Ook met betrekking tot de volgorde van gebeurtenissen lopen de verklaringen van de aangevers uiteen. [slachtoffer 3] zegt dat er meteen een mes op zijn keel werd gezet, terwijl volgens [slachtoffer 4] eerst zijn tas werd afgepakt. Tot slot heeft de raadsman zijn twijfels over de juistheid van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In ieder geval is de connectie tussen [slachtoffer 4] en [medeverdachte 2] evident en heeft ook [slachtoffer 3] geen open kaart gespeeld, wellicht uit angst. Angst, vriendschap, manipulatie of onbekende motieven kleuren de verklaringen in dit
dossier. Tot slot staat het voor de verdediging vast dat er een grotere groep in het park was, nu (ook) uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] afgeleid kan worden dat er nog een ander persoon betrokken is geweest bij deze straatroof.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij bij de straatroof in het Beatrixpark deels betrokken is geweest. Hij was daar met een grote groep jongens. Hij heeft niet gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] een mes bij zich had. Tijdens het politieverhoor op 22 december 2021 heeft hij overigens wel verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 3] die dag een mes bij zich droeg. Op enig moment is door de medeverdachten een plan bedacht om ene [naam 2] te beroven. Beide aangevers waren hier bij betrokken. Aangever [slachtoffer 3] had met de medeverdachten afgesproken om [naam 2] naar het Beatrixpark te lokken. De setup van [naam 2] ging niet door; hij kreeg door dat er ‘iets’ met hem zou gebeuren. Toen sloeg de sfeer om. De situatie werd te grimmig en verdachte kreeg het vermoeden dat de aangevers mogelijk beroofd zouden worden van hun spullen. Verdachte is toen weggelopen. Hij stond op een afstand van ongeveer 20 meter en hij heeft de berovingen van de aangevers niet waargenomen. Op een gegeven moment zag hij medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met de spullen van de aangevers wegrennen. [medeverdachte 2] deed de spullen in zijn buddyseat en verdachte is daarna bij hem achterop de scooter gesprongen. Medeverdachte [medeverdachte 3] had een eigen scooter. Vervolgens zijn ze met zijn drieën weggereden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 14 augustus 2021 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een beroving die een dag eerder had plaatsgevonden in het Beatrixpark door drie jongens. NN2 zei tegen hem dat hij zijn telefoon en jas moest afgeven terwijl hij een machete in zijn hand had. NN3 stond ongeveer links achter NN2 op één meter afstand en NN1 stond tussen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in. [slachtoffer 3] heeft de machete van NN2 afgeweerd en is daarbij gewond geraakt aan zijn hand. NNI zei daarop tegen hem dat hij zijn jas moest uitdoen en zijn telefoon moest afgeven. [slachtoffer 3] heeft zijn telefoon aan NNI gegeven en zijn jas aan NN2 of NN3. De drie verdachten zijn vervolgens op twee scooters weggereden. De medeverdachten [medeverdachte 2] (NN3) en [medeverdachte 3] (NN2; degene met de machete) hebben hun betrokkenheid bij dit delict bekend en inmiddels zijn zij ook veroordeeld. Tijdens het verhoor op 7 december 2021 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij deze beroving heeft gepleegd met [medeverdachte 3] en verdachte. NN1, degene die de telefoon van het slachtoffer heeft afgepakt, zou verdachte zijn geweest.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat een groep jongens samen met de aangevers op 13 augustus 2021 in het Beatrixpark waren. Op een gegeven moment is blijkbaar een plan bedacht om de aangevers te beroven. Het dossier bevat voor de betrokkenheid van verdachte twee bewijsmiddelen; de aangifte van [slachtoffer 3] (dat hij door drie jongens is beroofd van zijn spullen) en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] (dat hij de beroving heeft gepleegd met onder andere verdachte). De rechtbank houdt er rekening mee dat [medeverdachte 2] als verdachte in zijn eigen strafzaak, dus niet als getuige in de strafzaak van verdachte, een verklaring heeft afgelegd over de (eventuele) betrokkenheid van verdachte. Uit het dossier blijkt verder dat aangever [slachtoffer 3] verdachte en zijn medeverdachten goed kent, maar in zijn aangifte heeft hij deze informatie achterwege gelaten. Hij heeft het over een beroving door drie onbekende jongens, die hij aanduidt als NN1, NN2 en NN3. De rechtbank twijfelt - net als de raadsman - aan de juistheid van deze verklaringen en kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat NN1 verdachte is geweest en zo ja, wat zijn exacte rol was bij deze beroving. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde beroving wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Hoewel het dossier op zichzelf voldoende wettige bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen (zoals de verklaringen van aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ), is er daartegenover de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] die aangeeft dat [slachtoffer 4] betrokken is geweest bij (het beramen van) de beroving van [slachtoffer 3] , die op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip heeft plaatsgevonden. Hij was daarvan op de hoogte en heeft [slachtoffer 3] naar een afgelegen plek in het park gebracht.
De rechtbank concludeert dat op basis van de voornoemde wettige bewijsmiddelen zoveel twijfel bestaat over wat er op 13 augustus 2021 in het Beatrixpark ten aanzien van aangever [slachtoffer 4] heeft plaatsgevonden, dat bij de rechtbank de overtuiging ontbreekt dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Daarom zal verdachte van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde straatroof en afpersing.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 en 4 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2022.