Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Warschau, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1986, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vijf jaar, waarvan nog drie jaar, één maand en 18 dagen resteert. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de wettelijke vereisten voor overlevering beoordeeld. De verdediging voerde aan dat het onduidelijk was hoe het strafrestant tot stand was gekomen, maar de rechtbank oordeelde dat deze discussie in Polen aan de orde moest worden gesteld. De officier van justitie stelde dat de overlevering moest worden toegestaan, aangezien er geen wettelijke grondslag was om deze te weigeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank overwoog dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn aangeduid als feiten die op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan, en dat de opgeëiste persoon in Polen is vervolgd. De rechtbank concludeerde dat de overlevering moest worden toegestaan, omdat de feiten geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd, maar dit niet voldoende was om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.