In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van den Eeden, en gedaagde Tesla Motors Netherlands B.V., vertegenwoordigd door mr. A. al Mansouri. Eiser vorderde terugbetaling van een bedrag van € 61.675,26, dat hij eerder had betaald aan Tesla, na een eerdere veroordeling door de rechtbank Gelderland die op 11 oktober 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was vernietigd. Eiser stelde dat hij onverschuldigd had betaald, omdat het gerechtshof de vorderingen van Tesla had afgewezen en het vonnis van de rechtbank Gelderland had vernietigd. Tesla betwistte de vordering en stelde dat de betaling door Belnino B.V. was gedaan, niet door eiser zelf, en dat eiser geen recht had op terugbetaling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij recht had op terugbetaling en dat er geen spoedeisend belang was. De rechtbank concludeerde dat de vordering van eiser niet voldoende aannemelijk was en dat hij in de proceskosten werd veroordeeld. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening en veroordeelde eiser in de proceskosten aan de zijde van Tesla, die werden begroot op € 3.853,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsverhouding tussen partijen en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor vorderingen in kort geding. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat niet was aangetoond dat hij recht had op terugbetaling van het bedrag dat door Belnino B.V. was betaald.