In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een exploitant van een juwelierszaak in Amsterdam, had de burgemeester verzocht om haar pand te heropenen na een eerdere sluiting. De burgemeester had op 4 april 2022 het verzoek om heropening afgewezen, en dit besluit werd in een later bestreden besluit op 26 september 2022 gehandhaafd. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was vanwege ernstige zorgen over de openbare orde, voortvloeiend uit eerdere incidenten en een lopend opsporingsonderzoek naar mogelijke betrokkenheid van de eigenaar bij criminele activiteiten.
Tijdens de zitting op 28 november 2022 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en de burgemeester gehoord. Verzoekster voerde aan dat er geen concrete dreiging meer was die de sluiting rechtvaardigde, terwijl de burgemeester zich baseerde op rapportages van de politie die wezen op een hoog recidiverisico. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op de informatie van de politie had mogen afgaan en dat het risico op herhaling groot was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit hoogstwaarschijnlijk in stand zou blijven en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.
De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de rechten van de verzoekster en de noodzaak om de openbare orde te beschermen. De voorzieningenrechter gaf aan dat de burgemeester voldoende redenen had om de sluiting te handhaven, gezien de ernst van de incidenten en de lopende onderzoeken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.