ECLI:NL:RBAMS:2022:7787

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
13/196827-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in Amsterdam met twee messen

Op 3 augustus 2022 vond er een steekpartij plaats in de lift van een appartementencomplex in Amsterdam, waarbij het slachtoffer, [benadeelde partij], meerdere steekwonden opliep. De verdachte, geboren in 1973 en nu gedetineerd, werd beschuldigd van poging tot moord, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot doodslag. Tijdens de zitting op 16 november 2022 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank beoordeelde de camerabeelden van het incident, waarop te zien was dat de verdachte met twee messen in het bovenlichaam en de nek van het slachtoffer stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de omgeving. De rechtbank weegt ook de succesvolle mediation tussen de verdachte en het slachtoffer mee in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/196827-22
Datum uitspraak: 30 november 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D.G. Specker, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.J. Tiemessen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Amsterdam heeft geprobeerd [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) van het leven te beroven door [benadeelde partij] met twee messen in de nek en in het lichaam te steken. Dit is (impliciet) primair als moord en (impliciet subsidiair) als doodslag ten laste gelegd. Als dat niet kan worden bewezen, dan zijn de geweldshandelingen subsidiair ten laste gelegd als zware mishandeling al dan niet met voorbedachten rade.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat verdachte aangever [benadeelde partij] nooit dodelijk heeft willen verwonden. Hij heeft hem in een hevige gemoedsopwelling zonder na te denken gestoken. Verdachte heeft aldus geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [benadeelde partij] gehad.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat onvoldoende medische informatie beschikbaar is om de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [benadeelde partij] vast te kunnen stellen. Daarnaast is onduidelijk met welke kracht verdachte heeft gestoken en ontbreekt informatie over de afmeting en exacte vormgeving van de messen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier vast dat er op 3 augustus 2022 een steekpartij plaatsvond in de lift van een appartementencomplex aan [straatnaam] in Amsterdam. Hierdoor liep [benadeelde partij] meerdere steekwonden in de borst/buikstreek, een steekwond in de rechterschouder en een steekwond achter het oor op.
Verdachte heeft bekend [benadeelde partij] met twee messen te hebben gestoken.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Ondanks dat verdachte met twee messen naar het adres van [benadeelde partij] is gegaan, is onvoldoende gebleken dat verdachte vooraf een plan had opgevat om [benadeelde partij] dood te maken of hem met de messen in zijn lichaam te gaan steken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
De rechtbank acht wel bewezen dat er sprake is geweest van een poging doodslag en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft in raadkamer de camerabeelden van het steekincident in de lift, die tot het dossier behoren en die ook ter zitting getoond zijn, nogmaals bekeken.
Op de beelden in de lift is te zien dat verdachte op het tijdstip 02:17 (2 minuten en 17 seconden) met kracht in de nek van slachtoffer [benadeelde partij] steekt. Verdachte steekt vervolgens in een fractie van een seconde met een tweede mes in zijn andere hand in op het wegduikende slachtoffer. [benadeelde partij] wordt hierdoor, zichtbaar op het tijdstip 02:18, met het mes achter zijn oor geraakt. [benadeelde partij] en verdachte zijn vervolgens nog tot het tijdstip 02:27 op de camerabeelden te zien. Verdachte steekt in dit tijdsbestek van 10 seconden zichtbaar nog meerdere malen met kracht in op het bovenlichaam van [benadeelde partij] . De messen die verdachte daarbij heeft gebruikt zijn op de beelden op verschillende momenten goed zichtbaar. De rechtbank heeft door het vertraagd afspelen van de camerabeelden en door deze op verschillende tijdstippen (2:16, 2:19, 2:21, 2:25 en 2:27) te pauzeren duidelijk kunnen waarnemen dat het messen betroffen met een scherpe punt en een aanzienlijk lemmet.
Aan de hand van de camerabeelden en het dossier staat voldoende vast met wat voor soort messen verdachte de bij [benadeelde partij] geconstateerde verwondingen heeft toegebracht, op welke wijze verdachte [benadeelde partij] heeft geraakt en met welke kracht de verwondingen zijn toegebracht.
Het kan niet anders dan dat verdachte door herhaaldelijk krachtig te steken met twee messen in de nek en borst, nabij vitale organen, en bovendien in een kleine liftruimte, het opzet had op de levensberoving van het slachtoffer. Dit wordt ondersteund door een proces-verbaal met de vertaling van wat in de lift gezegd wordt vlak voordat verdachte steekt. Verdachte zegt tegen [benadeelde partij] : “Ik ben voor jou gekomen” en “ [benadeelde partij] , of ik maak je dood of jij maakt mij dood, als je een echte man bent.” Om deze redenen acht de rechtbank een poging doodslag bewezen. De verweren van de raadsvrouw die zich daartegen richten worden dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde doodslag bewezen, namelijk dat verdachte:
op 3 augustus 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met twee messen in het bovenlichaam en de nek van die [benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste strafbare feiten: een poging doodslag. Hij heeft in een lift met twee aanzienlijke messen meerdere seconden op het slachtoffer [benadeelde partij] ingestoken, terwijl het slachtoffer geen kant op kon. Ook toen [benadeelde partij] uit de lift kon ontsnappen, bleef verdachte steken. Als gevolg hiervan heeft [benadeelde partij] in de nek en het bovenlichaam verwondingen opgelopen. Er was sprake van extreem gewelddadig handelen en het is een wonder dat de gevolgen voor het slachtoffer niet ernstiger zijn geweest. Dat is in ieder geval niet aan het gedrag van verdachte te danken.
Misdrijven als deze dragen bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Het misdrijf vond plaats in een appartementencomplex, een plaats waar mensen op weg zijn naar hun woning en zich veilig moeten voelen. Een familielid van [benadeelde partij] stond naast [benadeelde partij] in de lift en andere familieleden, waaronder zijn minderjarige zoon, zagen hem gewond naar zijn woning vluchten, vrezend voor zijn leven. De impact voor de omgeving is niet te onderschatten.
Verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit frustratie omdat [benadeelde partij] had geweigerd een bedrag van €11.000,- dat hij van verdachte had geleend terug te betalen. Hoewel niemand dit verhaal van verdachte heeft tegengesproken en de frustratie daarover nog te volgen is, kan een dergelijk conflict vanzelfsprekend nimmer een reden vormen om dan maar op de ander in te gaan steken.
Mede gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken bij een poging tot doodslag wordt opgelegd neemt de rechtbank als uitgangspunt dat een gevangenisstraf voor de duur van minimaal vier jaren in dit geval op zijn plaats zou zijn.
De rechtbank beschouwt als enigszins strafmatigend dat verdachte tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid neemt voor het gepleegde geweld. Verdachte heeft meermalen, ook op zitting, zijn spijt betuigd en gezegd zich te schamen voor zijn handelen. Uit het verslag van mediation die naar aanleiding van deze strafzaak heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [benadeelde partij] blijkt dat verdachte oprecht zijn excuses heeft gemaakt aan [benadeelde partij] . [benadeelde partij] heeft de excuses van verdachte aanvaard, en verdachte vergeven. [benadeelde partij] heeft daarbij gezegd dat hij hoopt dat verdachte snel vrijkomt.
De rechtbank weegt de succesvolle mediation in enige mate strafverminderdend mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 september 2022 van verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder wegens een geweldsdelict is veroordeeld.
De rechtbank vindt het, ondanks de gevolgde mediation, die voor verdachte en [benadeelde partij] herstel in de relatie brengt, niet passend om een kortdurende gevangenisstraf op te leggen. Daarvoor is het feit te ernstig. Een straf dient niet alleen ter genoegdoening van het slachtoffer, maar ook ter genoegdoening van de maatschappij en om anderen ervan te weerhouden dit soort feiten te plegen.
Alle omstandigheden afwegend, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van drie jaren een passende straf is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidsstelling. Bij toepassing daarvan zou dit feitelijk betekenen dat vrijheid van verdachte minder lang wordt benomen dan bij een op te leggen straf met een voorwaardelijk deel zoals de officier van justitie heeft voorgesteld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag

In de woning waar verdachte staat ingeschreven zijn twee messen in beslag genomen. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan echter niet worden vastgesteld dat het feit met de in beslag genomen messen is gepleegd. De messen bovendien zijn aangetroffen in de vaatwasser en kunnen worden aangemerkt als normale keukenvoorwerpen. Evenmin is duidelijk aan wie de messen toebehoren.
De rechtbank zal daarom teruggave gelasten van deze messen, als hieronder bij de beslissing gespecificeerd, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder het primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: PL1300-2022162269-G6219539, Zwart);
  • 1 STK Mes (Omschrijving: PL1300-2022162269-G6219549, Blauw).
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en B.K.M Thuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2022.