ECLI:NL:RBAMS:2022:7747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
13/086421-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en opzettelijk aanwezig hebben van 5,5 kilo cocaïne met beoordeling van vormverzuimen

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 5 april 2022 in Amsterdam ongeveer 5,5 kilogram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vormverzuimen, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de staandehouding en aanhouding onrechtmatig waren. De rechtbank concludeerde dat er voldoende reden was voor de politie om de verdachte staande te houden, gezien de ANPR-hit op de Kia en het verdachte gedrag van de verdachte. Tijdens de controle werd een tas met blokken cocaïne aangetroffen in de auto van de verdachte, wat leidde tot zijn aanhouding. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een first offender is en dat zijn afwezigheid een zware impact heeft op zijn gezin. De rechtbank verklaarde de tassen waarin de cocaïne was aangetroffen verbeurd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/086421-22
Datum uitspraak: 29 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] ,
nu gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Lub en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.Ph.Chr. Wester naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 5 april 2022 in Amsterdam ongeveer 5500 gram cocaïne opzettelijk heeft vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 5 april 2022 zagen politieagenten ’s middags een auto (Kia Niro) [1] rijden die in het referentiebestand van de politie (Automatic Number Plate Recognition: ANPR) stond. Het doel van opname in ANPR is om het voertuig te controleren. De genoemde Kia is vanwege de hit in ANPR vervolgens door meerdere eenheden gevolgd. De politieagenten zagen dat de bestuurder van de Kia meermaals contact maakte met de bestuurder van een Opel Corsa [2] , zijnde verdachte. Deze auto’s parkeerden volgens de politieagenten driemaal op andere locaties in dezelfde woonwijk. Toen de bestuurder van de Kia uiteindelijk ter controle werd staande gehouden, probeerde verdachte weg te rijden. Hij werd daarop ook staande gehouden. De politie trof vervolgens een tas met blokken (lijkende op) cocaïne aan op de passagiersstoel in de auto van verdachte en daarop werd verdachte aangehouden.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en in ieder geval aanwezig hebben van 5,5 kilogram cocaïne. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals beschreven in de processen-verbaal was er voldoende reden om beide verdachten in elk geval staande te houden en de controlebevoegdheid uit te oefenen, maar was er op enig moment ook genoeg voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet (een potentiële drugsoverdracht). De aanhouding van verdachte is daarom rechtmatig. Uit laboratoriumonderzoek is vervolgens gebleken dat de blokken die in de auto van verdachte zijn aangetroffen cocaïne betrof. Het tenlastegelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat verdachte (primair) moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat zowel de staandehouding en/of aanhouding van verdachte als het onderzoek in de auto onrechtmatig is en dit moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Allereerst is er op het moment van de staandehouding dan wel aanhouding van verdachte geen redelijk vermoeden van schuld zoals bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Nog daargelaten dat onduidelijk is waarom er een ANPR-hit ten aanzien van de Kia is, geldt dat er geen ANPR-hit rust op het voertuig waarin verdachte reed. Er zijn geen aanvullende omstandigheden die een strafrechtelijke verdenking ten aanzien van verdachte rechtvaardigen. Het korte contact tussen de bestuurder van de Kia en verdachte is daartoe onvoldoende.
Daarnaast is zonder strafvorderlijke grondslag in de auto gezocht en is de sporttas in beslag genomen. Vooropgesteld wordt dat de verdediging twijfelt aan de geloofwaardigheid van het proces-verbaal waarin wordt beschreven dat de auto rolde en de verbalisant de auto in ging om handrem aan te trekken. Dit wordt niet ondersteund in andere processen-verbaal en de meeste getuigenverklaringen van de daar aanwezige verbalisanten en volgens de verklaringen van verdachte had hij de auto al op de handrem gezet. Zelfs als er wel vanuit moet worden gegaan dat de verbalisant de auto inging om de handrem aan te trekken, dan levert dat alsnog geen grondslag op voor (verder) onderzoek in de auto. Omdat er geen strafrechtelijke verdenking was, is er ook geen bevoegdheid om de auto te doorzoeken op grond van artikel 96b Sv. Op grond van artikel 9 van de Opiumwet (Ow) bestaat de bevoegdheid tot zoekend rondkijken, maar de handelingen van de politieagent in deze zaak gingen verder dan alleen zoekend rondkijken. Uit de verklaringen van verdachte volgt namelijk dat de sporttas achter de bijrijdersstoel stond en dus moest de agent de stoel naar voren schuiven om bij die tas te komen. Ook heeft verbalisant gevoeld aan de tas, wat al verder gaat dan zoekend rondkijken. Er is dus sprake geweest van een onrechtmatige doorzoeking.
Er is dus sprake van meerdere (onherstelbare) vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv, waardoor verdachte is getroffen in zijn recht op privéleven [3] en verdedigingsbelangen [4] . Dat betekent dat vanwege dit onrechtmatige politieoptreden, dat wat in de sporttas is aangetroffen moet worden uitgesloten van het bewijs.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Om te beginnen moet de rechtbank de vraag beantwoorden of er sprake is van (een) vormverzuim(en) als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Eerste contact: [straatnaam 1]
Uit het proces-verbaal van verbalisanten 111819 en 226098 blijkt dat de politie de eerder genoemde Kia naar aanleiding van een ANPR-hit in verband met ondermijnende criminaliteit is gaan volgen. [5] Verbalisanten hoorden van een andere eenheid dat de Kia parkeerde op de [straatnaam 1] (op de hoek met de [straatnaam 2] ). Ook hoorden verbalisanten dat er tussen de al eerder geparkeerde voertuigen op de [straatnaam 1] een negroïde persoon stond te wachten die vervolgens wegliep toen de Kia inparkeerde. Verbalisanten zagen vervolgens een negroïde persoon (waarvan later bleek dat het verdachte is) op de [straatnaam 2] lopen, met een tas onder zijn arm. Omdat deze tas bol stond en geklemd was onder de arm van verdachte, hadden verbalisanten het vermoeden dat er goederen in de tas zaten. Verdachte keek meerdere keren achterom, keek in meerdere geparkeerde voertuigen, was daar aan het wachten met een tas met inhoud en liep vervolgens weg. Verbalisanten kregen daardoor het vermoeden dat de bestuurder van de Kia en verdachte een afspraak met elkaar hadden en op een andere plaats in de wijk een overdracht gingen doen.
Uit het proces-verbaal van verbalisanten 226175 en 144682 volgt dat zij de Kia op de [straatnaam 1] (op de kruising met [straatnaam 2] ) zagen parkeren en zij zagen dat een man (verdachte) tussen de geparkeerde auto’s stond. [6] Verbalisanten zagen dat verdachte druk bezig was met zijn telefoon en hij keek meerdere keren om zich heen. De bestuurder van de Kia bleef zitten. Verbalisant 226175 zag dat verdachte in de richting van de Kia liep, meerdere keren naar de Kia keek, op het laatste moment wegdraaide en terugliep in de richting van [straatnaam 2] . Verbalisant hoorde vervolgens dat zijn collega 111819 verdachte zag lopen. Ongeveer tien minuten later zag verbalisant dat de Kia wegreed uit de [straatnaam 1] .
Uit het proces-verbaal van verbalisant 188256 volgt dat hij van collega’s hoorde dat een man met een gele tas richting de [straatnaam 3] liep (vanuit de [straatnaam 2] ), hij zag deze man vervolgens naar de Opel lopen en de tas in de kofferbak doen. [7] Verdachte keek om zich heen en reed vervolgens weg.
Tweede contact: [straatnaam 4]
Verbalisant 182425 zag de Kia inparkeren op de [straatnaam 4] en een man (zo bleek later verdachte) stapte op de bijrijdersstoel in bij de Kia. [8] Verbalisant zag in de auto armen heen en weer bewegen richting de achterbank van de Kia. Ongeveer zes minuten later stapte verdachte uit, stapte achter het stuur in de Opel, reed weg en de Kia reed achter hem aan.
Verbalisanten 226175 en 144682 hoorden dat de Kia geparkeerd stond op de [straatnaam 4] . [9] Zij hoorden van hun collega 188256 dat er een man als bijrijder in de Kia stapte en ongeveer zes minuten daarna uitstapte, waarna verbalisanten deze man (die zij direct herkenden als verdachte) richting de Opel zagen lopen. Verbalisanten zagen vervolgens dat de Opel wegreed uit de [straatnaam 4] en de Kia er achteraan reed.
Het vervolg: [straatnaam 5]
Verbalisanten 226175 en 144682 zagen beide auto’s vervolgens de [straatnaam 5] oprijden, waarna de Opel aan het begin van de straat parkeerde en de Kia verder reed. [10] Verbalisant 226175 zag de Kia vervolgens meerdere schutrondjes rijden, zag dat verdachte uit de Opel stapte en de straat in liep. De Kia reed hierna voor de derde keer de straat in, waarop het voertuig door een collega werd gecontroleerd. Verdachte rende hierna direct naar de Opel, verbalisant hoorde de motor starten en de Opel reed met gierende banden weg.
Verbalisant 188256 hoorde over de portofoon dat beide voertuigen richting [straatnaam 5] waren gereden, de Kia een rondje door de wijk reed, de bestuurder van de Opel richting zijn voertuig rende en dat allebei de voertuigen staande gehouden konden worden. [11]
Verbalisant 182425 zag dat de Kia werd staande gehouden, de Opel probeerde weg te rijden, deze reed abrupt achteruit en verbalisant hoorde de motor van de Opel accelereren. [12] Verbalisant 144682 zag nadat hij het stopteken gaf aan verdachte, dat de Opel in de straat gekeerd was en hij verbalisant van de weg af wilde rijden. [13] Verbalisant hoorde de banden van de Opel een slippend geluid maken. Verbalisant blokkeerde de Opel vervolgens en haalde samen met collega 188256 verdachte met lichte dwang uit de auto. Zij hoorden toen van hun collega dat verdachte mocht worden aangehouden wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Verbalisant 226098 zag tijdens de staandehouding van de verdachte dat de Opel nog in beweging was, ging naar het voertuig om de handrem erop te zetten en zag op de bijrijdersstoel een gevulde sporttas. [14] Hij voelde aan de buitenkant en dacht gelijk dat het een blok coke was. Verbalisant heeft hierop de tas in beslag genomen en bij het openen van deze tas zag verbalisant blokken met daarin vermoedelijk verdovende middelen. Dit gaf verbalisant direct door over de portofoon.
Geen vormverzuim(en)
De rechtbank is gelet op de feiten en omstandigheden zoals beschreven in voormelde processen-verbaal van mening dat er geen sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv.
Allereerst oordeelt de rechtbank dat er op het moment van staandehouden al sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. [15] Er is namelijk sprake van een voertuig met een ANPR-hit die werd gevolgd, die aankomt op de eerste locatie waar verdachte ook is, verdachte kijkt meerdere malen om zich heen en kijkt in auto’s, loopt richting de Kia met een tas met inhoud onder zijn arm en op het laatste moment keert hij om naar zijn eigen voertuig, waarna beide voertuigen achter elkaar naar een tweede locatie rijden. Op de tweede locatie stapt verdachte in bij de Kia, verbalisant ziet armen bewegen richting de achterbank, zes minuten later stapt verdachte uit en rijden beide voertuigen opnieuw naar een andere locatie. Op de derde locatie parkeert de Opel, rijdt de Kia meerdere (schut)rondjes, wordt de bestuurder van de Kia staande gehouden, rent verdachte naar de Opel en probeert met piepende banden weg te rijden. Dat betekent dat de politie op grond van artikel 52 Sv bevoegd was om verdachte staande te houden. Van enige onrechtmatigheid is tot zover geen sprake.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat uit het proces-verbaal van verbalisant 226098 blijkt dat de Opel in beweging was. [16] Dit wordt bevestigd door getuige verbalisant 182425. [17] De rechtbank ziet anders dan de verdediging stelt daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal waarin is vermeld dat verbalisant 226098 de auto in ging om de handrem aan te trekken. Dat andere verbalisanten de auto niet hebben zien rollen, maakt dit niet anders, nu de verbalisanten op diverse plekken stonden (waaronder bij de KIA) waardoor zij ieder een eigen waarneming hadden. Nu uit de processen-verbaal blijkt dat er een vermoeden was dat er een potentiële drugsoverdracht zou plaatsvinden [18] en daarmee een verdenking van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 67, eerste lid onder a Sv bestond, had de politie op grond van artikel 96b, eerste lid Sv ook de bevoegdheid om de Opel (zonder toestemming van verdachte) te doorzoeken. Vervolgens zag de politie op de bijrijdersstoel een gevulde sporttas, voelde dat er een blok in zat en nam deze in beslag. Er is geen sprake van een doorzoeking van de auto, nu de tas -anders dan de verdediging stelt- niet achter de bijrijdersstoel lag, maar in het zicht op de passagiersstoel. Omdat in de auto een tas met daarin blokken (lijkende op) cocaïne is aangetroffen, is de daarop volgende aanhouding van verdachte op grond van artikel 53, eerste lid Sv rechtmatig.
Gelet op de bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van vormverzuimen. Bewijsuitsluiting is dan ook niet aan de orde.
Vervoeren of aanwezig hebben van cocaïne
Uit het proces-verbaal van verbalisant 226098 blijkt dat er een sporttas – met daarin blokken lijkende op cocaïne – in de Opel die verdachte bestuurde is aangetroffen. [19] De politieagenten die de Kia en Opel hebben gevolgd, hebben beschreven hoe verdachte naar drie locaties heeft gereden. [20] Uit het laboratorium-rapport [21] en de processen-verbaal [22] blijkt dat (monsters uit) deze blokken cocaïne betrof. De blokken wegen in totaal (bruto) 5,54 kilogram. [23] De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk ongeveer 5500 gram cocaïne heeft vervoerd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 5 april 2022 te Amsterdam opzettelijk ongeveer 5500 gram cocaïne heeft vervoerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten stonden, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het feit zal worden veroordeeld. Omdat vastgesteld kan worden dat verdachte de cocaïne (korte tijd) opzettelijk heeft vervoerd en in ieder geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, vindt de officier van justitie een strafmaat die tussen het vervoeren en bezit in zit passend. De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het volgende. Als er geen rechtsgevolg wordt verbonden aan de eerder genoemde vormverzuimen, vindt de verdediging (subsidiair) dat dit strafvermindering moet opleveren. Daarnaast moeten de persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden zijn om over te gaan tot een lagere straf. Uit de stukken blijkt namelijk dat het gezin van verdachte het (financieel) zeer zwaar heeft zonder hem. Verdachte is bovendien first offender. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom (meer subsidiair) om uit te gaan van het aanwezig hebben van verdovende middelen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met een taakstraf van 240 uren op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en voorhanden hebben van een forse hoeveelheid cocaïne, namelijk ongeveer 5,5 kilogram. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs zoals cocaïne, mede vanwege de verslavende werking ervan, zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Het gebruik ervan is dan ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit.
De rechtbank slaat voor de strafmaat acht op de LOVS oriëntatiepunten die de rechtbanken hebben vastgesteld. De LOVS noemt als oriëntatiepunt voor het vervoeren van 5.000 tot 6.000 gram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
De rechtbank slaat daarnaast acht op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 3 november 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is geweest van enig vormverzuim, ziet de rechtbank geen reden voor strafvermindering op dit punt.
De rechtbank acht wel aannemelijk dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven over de gebeurtenissen op 5 april 2022 en de daarbij betrokken andere personen omdat hij bang was voor de gevolgen voor hem en zijn gezin. Ook weegt de rechtbank mee dat het gezin van verdachte in een moeilijke situatie zit, omdat de afwezigheid van verdachte vergaande financiële impact heeft en volgens de verklaringen van verdachte ook van invloed is op het behandeltraject van zijn zoontje.
Daarnaast acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats als stok achter de deur.
Gelet op alle genoemde punten acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie van twintig maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend.

8.Beslag

Onder verdachte zijn er tassen in beslag genomen, zie de beslaglijst die is opgenomen als bijlage III.
Verbeurdverklaring
De tassen zoals vermeld op de beslaglijst onder de nummers 2 tot en met 5 behoren aan verdachte toe. Nu de cocaïne in deze tassen zat en het daarmee onderdeel is van het bewezen verklaarde strafbare feit, worden de tassen verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
1 STK tas;
(omschrijving PL1300-2022066505-G6170627)
2 STK tas;
(omschrijving: PL1300-2022066505-G6170628)
1 STK tas;
(omschrijving: PL1300-2022066505-G6170629)
1 STK tas;
(omschrijving: PL1300-2022066505-G6170641)
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2022.

Voetnoten

1.Met kenteken [kenteken 1]
2.Met kenteken [kenteken 2]
3.Artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
4.Artikel 6 EVRM.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-11.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-5.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-6.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-9.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-5.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-5.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-6.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-9 en proces-verbaal getuigenverhoor van verbalisant 182425 van 2 november 2022.
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-5.
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-9.
15.Artikel 27, eerste lid Sv.
16.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-9.
17.Proces-verbaal getuigenverhoor van verbalisant 182425 van 2 november 2022.
18.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-9 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-11.
19.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-9.
20.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-11, proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-6 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-5.
21.Laboratoriumrapport met nummer 0299NN22 van 11 april 2022.
22.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-17, proces-verbaal van forensische bemonstering drugs met nummer PL1300-2022066505-32 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-34.
23.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-17 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022066505-42.