ECLI:NL:RBAMS:2022:7737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
10124923 CV 22-12615
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst voor internetdiensten en betaling van openstaande facturen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2022 een mondeling vonnis uitgesproken in een geschil tussen Proximedia Nederland B.V. en [gedaagde] over de nakoming van een overeenkomst voor internetdiensten. Proximedia, de eiseres, vorderde betaling van openstaande facturen en resterende termijnen van een overeenkomst die een looptijd van 24 maanden had. De gedaagde, die in reconventie een tegenvordering had ingesteld, stelde dat hij niet hoefde te betalen omdat Proximedia de website niet naar behoren had gebouwd en hij het contract had willen ontbinden.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst niet mocht ontbinden, omdat hij Proximedia niet schriftelijk had geïnformeerd over de tekortkomingen en geen redelijke termijn had gesteld voor herstel. De rechtbank concludeerde dat Proximedia haar verplichtingen naar behoren was nagekomen en dat de gedaagde gehouden was de openstaande facturen van € 1.863,40 en de resterende dertien termijnen van € 2.470,00 te betalen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente.

De rechtbank wees de tegenvordering van de gedaagde af en veroordeelde hem in de proceskosten van Proximedia. De totale te betalen som voor de gedaagde kwam uit op € 5.395,31, inclusief rente en kosten. De rechtbank verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Proximedia direct uitvoering kan geven aan de uitspraak, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: 10124923 / CV EXPL 22-12615
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 15 december 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROXIMEDIA NEDERLAND B.V. (H.O.D.N. BEUP EN MKB CLICKSERVICE),
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Proximedia,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
tegen
[gedaagde] (H.O.D.N. MZ&H ENGINEERING),
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van de kantonrechter van 21 oktober 2022.
Aanwezig zijn mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, en mr. C.C.H. Hersbach, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- de heer [naam 1] , manager bij Proximedia;
- de heer [naam 2] , werkzaam bij Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.;
- [gedaagde] .
In deze zaak heeft vandaag een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

1.Gronden van de beslissing

1.1.
Proximedia vordert nakoming van de overeenkomst die zij met [gedaagde] heeft gesloten. Het gaat om de openstaande facturen (€ 1.863,40) en de resterende termijnen (dertien maal € 190,00 = € 2.470,00). Ook vordert Proximedia buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke handelsrente en proceskosten.
1.2.
[gedaagde] vindt dat hij niet hoeft te betalen, omdat Proximedia de website niet heeft gebouwd, hij het niet eens is met de manier waarop Proximedia het werk heeft uitgevoerd en hij op 15 juni 2021 heeft laten weten dat het contract moet worden stopgezet. Ook wil [gedaagde] het geld terug dat hij al aan Proximedia heeft betaald, volgens hem € 1.500,00. Dat is zijn tegeneis (de eis in reconventie).
1.3.
Partijen hebben op 13 augustus 2020 een overeenkomst gesloten. Die overeenkomst houdt in dat Proximedia de volgende werkzaamheden uitvoert:
- het ontwikkelen van een website met vijf landingspagina’s,
- call tracking,
- SEA (search engine advertising): het maken en beheren van een campagne bij Google AdWords.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] hiervoor een maandelijkse vergoeding van € 190,00 exclusief btw betaalt en nog eens € 30,00 exclusief btw voor de SEA-werkzaamheden. De overeenkomst heeft een looptijd van 24 maanden.
1.4.
[gedaagde] stelt dat hij de overeenkomst op 15 juni 2021 mocht ontbinden, omdat Proximedia de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Om een overeenkomst te mogen ontbinden is nodig dat Proximedia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat Proximedia in verzuim is. Dit laatste betekent dat [gedaagde] aan Proximedia had moeten laten weten wat er precies niet deugde aan de werkzaamheden en een redelijke termijn had moeten stellen waarbinnen Proximedia de tekortkomingen kon oplossen. Dat is niet gebeurd.
1.5.
Hieronder volgt een overzicht van de werkzaamheden en het contact tussen partijen.
  • Op 20 augustus 2022 heeft een telefonisch interview plaatsgevonden.
  • Op 14 september 2020 heeft Proximedia voor [gedaagde] een domeinnaam geregistreerd en een e-mailadres aangemaakt.
  • Proximedia heeft voor [gedaagde] landingspagina’s gemaakt, call tracking opgezet en een SEA-campagne aangemaakt. Op 18 september 2020 heeft Proximedia [gedaagde] hierover geïnformeerd.
  • Op 22 september 2020 heeft [gedaagde] per e-mail laten weten dat hij ontevreden was over de website. [gedaagde] heeft vier klachten genoemd: de website is in de Nederlandse taal, terwijl hij op de internationale markt opereert, de tekst is moeilijk te begrijpen, er zijn verkeerde tijdelijke beelden gebruikt en de kleuren zijn niet wat hij had verwacht.
  • Proximedia heeft op 30 september 2020 per e-mail contact opgenomen naar aanleiding van de klachten en voorgesteld om een belafspraak in te plannen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd. Proximedia heeft een herinnering gestuurd. Hierna heeft [gedaagde] Proximedia dezelfde klachten gestuurd als in zijn e-mail van 22 september 2020.
  • Er is telefonisch overleg geweest, onder andere over het vertalen van de teksten. Partijen verschillen van mening over wat er toen is afgesproken.
  • Op 27 november 2020 heeft Proximedia aanpassingen doorgevoerd op de landingspagina’s en dit per e-mail aan [gedaagde] laten weten.
  • [gedaagde] heeft hierna een aantal wensen doorgegeven. Op 3 december 2020 heeft Proximedia laten weten dat de wensen mogelijk zijn, maar dat het ongeveer drie weken duurt om die door te voeren. [gedaagde] heeft dezelfde dag gereageerd dat drie weken geen probleem is.
  • Op 6 januari 2021 heeft Proximedia per e-mail laten weten dat het nieuwe template voor de homepagina is ontwikkeld en dat zij de overige pagina’s zal ontwikkelen als [gedaagde] tevreden is. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
  • Tussen 14 januari en 18 februari 2021 heeft Proximedia [gedaagde] vier herinneringen gestuurd. In deze herinneringen heeft Proximedia [gedaagde] gevraagd of hij tevreden is met het nieuwe template en vermeld dat zij de overige pagina’s zal ontwikkelen als [gedaagde] het template naar wens vindt. [gedaagde] heeft niet op deze herinneringen gereageerd.
1.6.
Uit deze gang van zaken volgt niet dat Proximedia haar werk niet goed heeft uitgevoerd. [gedaagde] had in september 2020 een aantal klachten, maar Proximedia heeft op die klachten gereageerd en een aantal aanpassingen doorgevoerd. Ook is Proximedia begin december 2020 akkoord gegaan met de extra wensen van [gedaagde] , waarop [gedaagde] heeft laten weten dat hij het goed vond dat het drie weken duurde om die wensen door te voeren. Als [gedaagde] al een terechte klacht had, dan heeft Proximedia daar dus adequaat op gereageerd. Na het doorvoeren van de wensen heeft [gedaagde] niet meer op de e-mails van Proximedia van januari en februari 2021 gereageerd. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij het vertrouwen in Proximedia op dat moment al kwijt was, dat hij vond dat het hem te veel tijd kostte en dat de medewerkers van Proximedia geen kennis van zaken hadden. Het kan zijn dat [gedaagde] geen vertrouwen meer had, maar hij had Proximedia schriftelijk moeten laten weten wat er niet goed was aan de werkzaamheden en een termijn moeten stellen waarbinnen Proximedia dit kon herstellen. Dat heeft hij niet gedaan.
1.7.
Tijdens de zitting is verder gebleken dat er miscommunicatie was over de vraag wie ervoor zou zorgen dat de site naar het Engels werd vertaald. [gedaagde] ging ervan uit dat Proximedia die vertaling tegen een extra betaling zou regelen, terwijl uit de telefoonnotitie van Proximedia van 19 november 2020 blijkt dat Proximedia ervan uitging dat [gedaagde] de tekst zelf in het Engels zou aanleveren. Proximedia heeft na dit gesprek niet de door [gedaagde] gewenste vertaling verzorgd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om hier vervolgens schriftelijk bij Proximedia over te klagen, maar dat heeft hij niet gedaan. Ook op dit punt kan dus niet worden vastgesteld dat Proximedia haar werk niet goed heeft uitgevoerd.
1.8.
Tot slot heeft [gedaagde] nog gewezen op allerlei negatieve berichten op internet over Proximedia, maar daaruit volgt niet dat Proximedia in deze zaak fouten heeft gemaakt.
1.9.
De conclusie is dat [gedaagde] de overeenkomst niet mocht ontbinden. Hij moet alsnog de openstaande facturen betalen. Dat zijn de maandbedragen van januari tot en met juli 2021 van in totaal € 1.863,40. Hieruit volgt ook dat [gedaagde] het bedrag dat hij al aan Proximedia heeft betaald niet terugkrijgt. De tegeneis wordt dus afgewezen.
1.10.
Proximedia vordert ook betaling van de resterende dertien termijnen. Daarvoor verwijst Proximedia naar artikel 8.3 uit de overeenkomst. In dat artikel staat dat de abonnee (in dit geval [gedaagde] ) alle toekomstige maandelijkse termijnen direct moet betalen bij een contractbreuk die niet de schuld is van Proximedia. Dit deel van de vordering wordt ook toegewezen.
1.11.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij vindt dat hij de resterende termijnen niet hoeft te betalen, omdat hij voor die betaling geen dienst of product van Proximedia heeft teruggekregen. Als [gedaagde] hiermee heeft bedoeld te zeggen dat de afspraak uit artikel 8.3 opzij moet worden gezet omdat toepassing van die afspraak onaanvaardbaar is, dan volgt de kantonrechter [gedaagde] daarin niet. Soms is het mogelijk om een afspraak tussen partijen opzij te zetten of aan te passen. Dat kan als toepassing van die afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Deze maatstaf moet met terughoudendheid worden toegepast, want het uitgangspunt is dat partijen zich moeten houden aan de afspraken die ze samen hebben gemaakt. Alleen het feit dat er geen tegenprestatie tegenover de betaling zou staan, is in deze zaak niet genoeg om de afspraak uit artikel 8.3 van de overeenkomst buiten toepassing te laten. Daar komt bij dat Proximedia een meewerkende opstelling had. Zij heeft [gedaagde] namelijk aangeboden dat hij het contract door een ander kon laten overnemen. Ook is tijdens de zitting gebleken dat Proximedia alsnog bereid is om de werkzaamheden uit te voeren als [gedaagde] de resterende termijnen betaalt. Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid gaat dan ook niet op. [gedaagde] is gehouden aan de overeenkomst en moet ook de resterende termijnen van in totaal € 2.470,00 betalen.
1.12.
Proximedia heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Op grond van artikel 7 van de overeenkomst wordt het gevorderde bedrag van € 650,01 toegewezen (15% van het in totaal toegewezen bedrag van € 4.333,40).
1.13.
Proximedia vordert ook wettelijke handelsrente over het bedrag van € 4.333,40. Zij heeft berekend dat de wettelijke handelsrente tot 31 augustus 2022 € 411,90 bedraagt. Daarnaast vordert zij de wettelijke handelsrente van na die datum. Deze rente wordt ook toegewezen.
1.14.
In totaal wordt [gedaagde] veroordeeld om een bedrag van € 5.395,31 aan Proximedia te betalen (€ 1.863,40 voor de facturen van januari tot en met juli 2021, € 2.470,00 voor de resterende dertien maanden, € 650,01 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 411,90 aan reeds verschenen wettelijke handelsrente).
1.15.
[gedaagde] is zowel in conventie als in reconventie de in het ongelijk gestelde partij. Daarom wordt hij in de proceskosten van Proximedia veroordeeld. De kosten in conventie worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 117,38
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde
€ 622,00(2 punten × tarief € 311)
Totaal € 1.253,38
De kosten in reconventie worden begroot op € 46,75 (0,5 punt x tarief € 187,00 x 0,5).
1.16.
De nakosten worden toegewezen op de manier die hierna onder 2.6 wordt vermeld.

2.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
2.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 5.395,31, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 4.333,40 vanaf 31 augustus 2022 tot de dag der algehele voldoening,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Proximedia tot op heden begroot op € 1.253,38,
2.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
2.4.
wijst de vordering af,
2.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Proximedia tot op heden begroot op € 46,75,
in conventie en in reconventie
2.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van Proximedia ontstane nakosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
2.7.
verklaart 2.1, 2.2, 2.5 en 2.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,