ECLI:NL:RBAMS:2022:7726

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
71/073076-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valselijk opmaken en uitgeven van paspoorten door gemeenteambtenaar

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de gemeente Den Haag, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het valselijk opmaken en uitgeven van achttien paspoorten. De verdachte, geboren in 1972, werkte op de afdeling Burgerzaken en heeft in de periode van 2009 tot 2014, in opdracht van een contactpersoon, valselijk opgemaakte paspoorten verstrekt aan criminele kopstukken. Voor elke paspoortaanvraag ontving zij € 1.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping en gewoontewitwassen van in totaal € 16.000,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maximale taakstraf van 240 uren, een geldboete van € 7.400,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de verdachte voor vijf jaren ontzet uit het ambt van gemeenteambtenaar. De uitspraak volgt op een onderzoek dat heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 11 juli, 1 december en 8 december 2022, waarbij de verdachte haar betrokkenheid bij de feiten heeft bekend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/073076-22 (Promis)
Datum uitspraak: 22 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .
Inhoudsopgave
Onderzoek ter terechtzitting
Tenlastelegging
Voorvragen
Algemene inleiding
Waardering van het bewijs
5.1. Standpunt van het openbaar ministerie
5.2. Standpunt van de verdediging
5.3. Oordeel van de rechtbank
5.3.1. Vaststellingen met betrekking tot de feiten
5.3.2. Feit 1: valselijk opmaken van achttien paspoorten
5.3.3. Feit 2: (passieve) omkoping
5.3.4. Feit 3: witwassen
5.3.5. Conclusie
6. Bewezenverklaring
7. Strafbaarheid van de feiten
8. Strafbaarheid van de verdachte
9. Motivering van de straffen
9.1. Eis van de officier van justitie
9.2. Standpunt van de verdediging
9.3. Oordeel van de rechtbank
10. Beslag
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
12. Beslissing

Bijlage: tenlastelegging

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11 juli 2022, 1 december 2022 en 8 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. [officier van justitie] , en van wat verdachte en haar raadsman, mr. C.J.M. den Blanken, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen of plegen van:
het als ambtenaar van de gemeente Den Haag meermalen valselijk opmaken, vervalsen en/of verstrekken van Nederlandse paspoorten in de periode van 2009 tot in 2014;
het als ambtenaar van de gemeente Den Haag telkens aannemen van een gift van in totaal € 16.000,-, wetende of vermoedende dat dat telkens werd gedaan om haar te bewegen in strijd met haar plicht te handelen in dezelfde periode als onder 1.;
gewoontewitwassen van een geldbedrag van in totaal € 16.000,- in de periode van 2009 tot in 2020.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Algemene inleiding

Er bestaan verschillende soorten Nederlandse reisdocumenten, waaronder paspoorten. Paspoorten worden aangevraagd en uitgereikt in de gemeente waar een burger staat ingeschreven. Het onderzoek Santander ziet in totaal op 22 valselijk opgemaakte paspoorten in de gemeente Den Haag. Van negentien van die paspoorten is de aanvraag door verdachte in behandeling genomen en in de geautomatiseerde systemen verwerkt. De aangevraagde paspoorten werden vervolgens als echt en onvervalst uitgegeven door de gemeente Den Haag. Deze paspoorten zijn echter opgemaakt met vermelding van een valse identiteit: de persoonsgegevens van de aanvrager (hierna: de katvanger) zijn opgenomen, met een pasfoto van een andere persoon dan deze katvanger. De rechtbank gaat ervan uit dat de persoon op die pasfoto de beoogde gebruiker werd van dit paspoort (hierna: de begunstigde). De begunstigden werden hierdoor in staat gesteld om met gebruikmaking van een authentiek uitgegeven - maar valselijk opgemaakt - paspoort hun eigen identiteit te verhullen en zich te identificeren als een ander (de katvanger). Op deze manier konden de begunstigden onopgemerkt blijven voor bijvoorbeeld de opsporingsdiensten en waren ze onder meer in staat om internationaal te reizen of leningen af te sluiten. Uit het procesdossier blijkt daarbij van onvoldoende toezicht door gemeente Den Haag bij het proces van de behandeling van paspoortaanvragen en bij de uitgifte van paspoorten. De gemeente heeft daarnaast geen oog gehad voor de (financiële) kwetsbaarheid van ambtenaren op dergelijke belangrijke posities.
In het onderzoek komt naar voren dat bij de genoemde 22 paspoorten sprake is geweest van in totaal vijftien verschillende begunstigden, van wie er veertien zijn geïdentificeerd. Alle veertien geïdentificeerde begunstigden bleken betrokken te zijn (geweest) bij (zware) internationale criminaliteit, onder wie bekende kopstukken.
In het procesdossier Santander zijn vijftien verschillende zaaksdossiers opgemaakt: één zaaksdossier per begunstigde, waaraan soms meerdere valselijk opgemaakte paspoorten zijn gekoppeld.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht alle feiten bewezen, met dien verstande dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het valselijk opmaken van in totaal negentien paspoorten. Dit geldt ook voor het paspoort op naam van [naam 1] , aangevraagd op 28 september 2012. Op dat paspoort (hierna: paspoort 6) zit een foto van [naam 2] , terwijl de handtekening op het aanvraagformulier van dit paspoort overeenkomsten vertoont met de handtekening op het aanvraagformulier van de kort daarna in de gemeente Amsterdam aangevraagde identiteitskaart op naam van [naam 1] , met daarop een foto van die [naam 1] . Hieruit volgt dat het [naam 1] is geweest die in Den Haag aan de balie het genoemde paspoort 6 heeft aangevraagd. Nu de voor paspoort 6 aangeleverde en daadwerkelijk geplaatste foto (van [naam 2] ) niet overeenkomt met het voorkomen van aanvrager [naam 1] , heeft er onvoldoende controle aan de balie plaatsgevonden. Dit betekent dat er ook voldoende bewijs is voor het valselijk opmaken van dit paspoort.
Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat onder 3. slechts het plegen van eenvoudig witwassen kan worden bewezenverklaard.
5.2.
Standpunt van de verdediging
Uit het dossier blijkt niet of bij de aanvraag van paspoort 6 een geldig identiteitsbewijs is getoond. Mocht bij die aanvraag een vals of valselijk opgemaakt identiteitsbewijs zijn getoond (de rechtbank begrijpt: met daarop een andere foto dan de tenaamgestelde), dan heeft verdachte geen opzet gehad op het valselijk laten opmaken van dit paspoort en moet zij hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank zou in dat geval tot een bewezenverklaring kunnen komen van achttien valselijk opgemaakte paspoorten.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bekennende verklaring verdachte
Verdachte heeft - kort weergegeven - op 17 november 2022 bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 1 december 2022 integraal het ten laste gelegde bekend. Over het aandeel van anderen heeft zij niet willen verklaren.
Verdachte heeft bevestigd dat zij, op verzoek van (vrijwel) steeds dezelfde man (hierna: de contactpersoon) alle negentien door de politie aan haar getoonde paspoorten, waarvan de aanvraag door haar in behandeling is genomen, valselijk heeft opgemaakt. Verdachte weet niet wat de naam of bijnaam van de contactpersoon is. Zij heeft verklaard dat ze via deze contactpersoon steeds kort van tevoren te horen kreeg dat er iemand voor een valselijk op te maken paspoort aan de balie zou komen. Verder zag verdachte in die gevallen bij de aanvraag ook meteen dat de aangeleverde pasfoto niet de pasfoto was van de aanvrager (katvanger) die bij haar aan de balie stond. Zij heeft verklaard dat zij zo’n aanvraag voor een dergelijk paspoort zelf in behandeling nam en afhandelde, tot en met de afgifte van dit paspoort. Per valselijk opgemaakt paspoort heeft zij steeds een bedrag van € 1.000,- in contanten ontvangen van de contactpersoon die bij haar thuis het geld overhandigde of in een envelop door haar brievenbus deed. Verdachte heeft daarbij over de door haar valselijk opgemaakte paspoorten telkens verklaard dat zij geen concrete herinnering heeft aan de aanvrager, aan de foto van een ander dan de aanvrager of aan de datum waarop het paspoort werd aangevraagd. Ook jaartallen weet verdachte niet te noemen. Zij heeft verklaard dat het inmiddels te lang geleden is.
Bewijsminimum
Uit artikel 341, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de ‘opgaven’ van de verdachte. Dit voorschrift beoogt de juistheid van de bewijsbeslissing te waarborgen en te voorkomen dat de verdachte op grond van een onjuiste bekentenis wordt veroordeeld. De term “opgaven” maakt duidelijk dat de in deze bepaling vervatte bewijsminimumregel ook in de weg staat aan een bewezenverklaring die enkel is gebaseerd op meerdere verklaringen van dezelfde verdachte. Dat wordt niet anders wanneer deze verklaringen op verschillende momenten zijn afgelegd en in verschillende bewijsmiddelen zijn vastgelegd. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, naast de verklaring van de verdachte het bestaan van een ander redengevend bewijsmiddel is vereist. Uit de schaarse rechtspraak van de Hoge Raad hierover volgt dat het artikellid slechts betrekking heeft op het bewijs van het gehele ten laste gelegde feit. Het bewijsminimumvoorschrift wordt dus zo uitgelegd dat één of meer onderdelen van het ten laste gelegde feit wel uitsluitend op de verklaring van verdachte kunnen zijn gebaseerd. [1]
Vereist steunbewijs
In de onderhavige zaak is sprake van een verdachte die uiteindelijk, bijna twee en een half jaar na haar aanhouding, de ten laste gelegde feiten bekent. Verdachte herinnert zich echter geen jaartallen, aantallen of namen. Enig steunbewijs daarvoor moet in andere bewijsmiddelen worden gevonden.
In de tenlastelegging van feit 1 is geen concreet aantal valselijk opgemaakte paspoorten genoemd. In de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten is een concreet geldbedrag (van € 16.000,-) genoemd, waarbij kennelijk uit is gegaan van een betaling aan verdachte van € 1.000,- per valselijk opgemaakt paspoort, oftewel betalingen voor zestien paspoorten. Om tot een bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 te komen dient de rechtbank daarom vast te stellen hoe vaak verdachte valselijk paspoorten heeft opgemaakt en heeft uitgegeven.
5.3.1.
Vaststellingen met betrekking tot de feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [2]
Hoedanigheid van ambtenaar in ten laste gelegde periode
Een ambtenaar is degene die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid is aangesteld in een openbare functie om een overheidstaak uit te voeren. Verdachte is op 1 juli 2003 in dienst getreden bij de gemeente Den Haag en is in de periode van 2009 tot en met 2014 werkzaam geweest in de functies van allround medewerker en medewerker basis bij het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] en als medewerker basis bij [stadsdeelkantoor] . Uit het in het procesdossier opgenomen overzicht van functies van verdachte bij de gemeente Den Haag blijkt dat zij (formeel) in ieder geval tot 1 maart 2014 werkzaam is geweest bij het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] . [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet meer precies weet tot wanneer zij bij dit stadsdeelkantoor heeft gewerkt. Uit de
audit trail-aanvragen blijkt dat verdachte feitelijk in ieder geval tot 26 maart 2014 nog bij genoemd stadsdeelkantoor paspoortaanvragen heeft behandeld. [4] Verdachte is op 14 juli 2020 op staande voet ontslagen bij de gemeente Den Haag. [5]
Op grond van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode van feiten 1 en 2 als ambtenaar werkzaam was bij de gemeente Den Haag.
Modus operandi
Uit het procesdossier blijkt dat bij het aanvragen, verwerken en uitreiken van de valselijk opgemaakte paspoorten de volgende werkwijze is gevolgd.
Voor zover de katvanger van het valselijk opgemaakte paspoort niet woonachtig was in de gemeente Den Haag, schreef hij zich in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) in op een woonadres in de gemeente Den Haag. Relatief kort na die inschrijving werd een paspoort (soms via de spoedprocedure) aangevraagd op het stadsdeelkantoor [stadsdeelkantoor] . [6] Verdachte heeft onder meer ter terechtzitting verklaard dat de contactpersoon haar, tijdens werktijd op het stadsdeelkantoor, in persoon kwam melden dat kort daarna iemand aan haar balie zou komen om een valselijk opgemaakt paspoort aan te vragen. Die contactpersoon was over het algemeen dezelfde persoon. In de meeste gevallen kwam diezelfde middag of de dag erna iemand een dergelijk paspoort aanvragen. De katvanger wist dat hij bij verdachte moest zijn, omdat zij de enige persoon was met een donkere huidskleur die in het stadsdeelkantoor werkzaam was. Bovendien zat zij altijd aan dezelfde balie, bij het raam, zodat van buiten zichtbaar was dat zij aan het werk was. De katvanger meldde zich bij verdachte aan de balie en vroeg vervolgens een paspoort aan, waarbij hij de foto van iemand anders inleverde.
Verdachte heeft onder meer ter terechtzitting verklaard dat zij zich er steeds van bewust was dat bij de aanvraag van een dergelijk paspoort de aanvrager (katvanger) en de persoon op de pasfoto niet overeenkwamen. De aanvraag werd echter vervolgens, alsof het een regulier niet-valselijk opgemaakt paspoort betrof, door verdachte onder haar eigen gebruikersnaam: ‘
[gebruikersnaam]’ in het daarvoor bestemde digitale registratiesysteem ingebracht. Uit de
‘audit-trails’is gebleken dat negentien (van de onderzochte 22) valselijk opgemaakte paspoorten zijn aangevraagd op de gebruikersnaam van verdachte. [7]
Verdachte heeft verklaard dat, zodra de aangevraagde valselijk opgemaakte paspoorten op het stadsdeelkantoor werden ontvangen, zij die paspoorten ’s ochtends vroeg uit de voorraad wegnam en op haar eigen bureau legde. Op die manier was zij er zeker van dat zij die paspoorten zelf kon uitreiken. De katvanger kwam het paspoort vervolgens ophalen en betaalde de verschuldigde leges op het stadsdeelkantoor. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de valselijk opgemaakte paspoorten vrijwel altijd kort na ontvangst daarvan uitreikte, maar de uitreiking pas later registreerde in de systemen. Dit verklaart waarom in het procesdossier sommige paspoorten pas maanden na de aanvraag als uitgereikt zijn geregistreerd. [8]
Volgens verdachte heeft zij voor elk valselijk opgemaakt paspoort € 1.000,- in contanten ontvangen. [9]
Aantal door verdachte valselijk opgemaakte paspoorten
Onderzoek Santander ziet in totaal op 22 valselijk opgemaakte paspoorten. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van drie valselijk opgemaakte paspoorten uit 2009 niet valt vast te stellen welke ambtenaar deze paspoorten heeft aangevraagd. Dit betekent dat er negentien valselijk opgemaakte paspoorten resteren.
Ten aanzien van paspoort nummer 6, dat op naam staat van [naam 1] met daarin een foto van [naam 2] , heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het procesdossier blijkt dat bij de aanvraag van dit paspoort ter identificatie aan verdachte een oud Nederlands paspoort is overhandigd. Van het oude paspoort zijn geen gegevens teruggevonden. Daardoor valt niet uit te sluiten dat dit oude paspoort al een vals of valselijk opgemaakt paspoort betrof, namelijk een paspoort dat op naam stond van [naam 1] , maar met daarin al een foto van de begunstigde [naam 2] . Wanneer met dit oude paspoort vervolgens bij verdachte een nieuw Nederlands paspoort werd aangevraagd, bestaat er geen bewijs dat verdachte dit nieuwe paspoort bewust valselijk heeft opgemaakt. De aan de balie ingeleverde foto leek dan immers op de foto in het oude paspoort en niet is vast te stellen dat het [naam 1] is geweest die de aanvraag voor paspoort 6 heeft gedaan. Het zou ook [naam 2] zelf geweest kunnen zijn die de aanvraag gedaan heeft, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van het oude valse paspoort, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat op basis van het procesdossier dit scenario inderdaad niet valt uit te sluiten. Verdachte heeft verklaard geen specifieke herinnering te hebben aan de aanvragers van de paspoorten en in het procesdossier bevinden zich geen (camera)beelden van de aanvragers op het stadskantoor. De enkele vaststelling dat de handtekening op de aanvraag van paspoort 6 overeenkomt met de handtekening op de aanvraag van een daarna afgegeven authentieke identiteitskaart op naam van [naam 1] , is daarvoor onvoldoende. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte paspoort 6 bewust valselijk heeft opgemaakt en verstrekt.
Van de overige achttien valselijk opgemaakte paspoorten zijn de aanvragen telkens ingevoerd in het systeem met de gebruikersnaam van verdachte. Het gaat om de volgende paspoorten, die in onderstaande tabel zijn weergegeven. [10]
Nr.
Datum aanvraag
Tenaamgestelde paspoort (katvanger)
Persoon op pasfoto
(begunstigde)
ZD
4
03-09-2012
[katvanger 1]
[begunstigde 1]
5
10-09-2012
[katvanger 2]
[begunstigde 2]
7
10-10-2012
[katvanger 3]
[begunstigde 3]
8
12-10-2012
[katvanger 4]
[begunstigde 4]
9
28-11-2012
[katvanger 1]
[begunstigde 1]
10
04-04-2013
[katvanger 5]
Onbekend
11
05-06-2013
[katvanger 6]
[begunstigde 5]
12
24-06-2013
[katvanger 7]
[begunstigde 2]
13
10-07-2013
[katvanger 8]
[begunstigde 6]
14
07-08-2013
[katvanger 9]
[begunstigde 7]
15
14-10-2013
[katvanger 10]
[begunstigde 8]
16
23-10-2013
[katvanger 11]
[begunstigde 9]
17
30-10-2013
[katvanger 12]
[begunstigde 1]
18
25-11-2013
[katvanger 13]
[begunstigde 10]
19
12-12-2013
[katvanger 14]
[begunstigde 11]
20
30-01-2014
[katvanger 15]
[begunstigde 12]
21
10-02-2014
[katvanger 16]
[begunstigde 9]
22
17-03-2014
[katvanger 17]
[begunstigde 13]
5.3.2.
Feit 1: valselijk opmaken van achttien paspoorten
Gelet op het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van deze achttien valselijk opgemaakte paspoorten voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Paspoort 4 is aangevraagd op 3 september 2012. Paspoort 22 is volgens het systeem aangevraagd op 17 maart 2014, ontvangen op 19 maart 2014 en uitgereikt op 26 maart 2014. Gelet op de relatief korte periode tussen aanvraag en uitreiking, gaat de rechtbank ervan uit dat de uitreiking van dit paspoort tussen 19 en 26 maart 2016 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht bewezen, op basis van de hiervoor genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, dat verdachte in de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014, in de hoedanigheid van ambtenaar, achttien paspoorten valselijk heeft opgemaakt en verstrekt
Medepleger ‘ Cesar ’
Verdachte heeft onder meer verklaard dat zij, kort voordat een katvanger een paspoort bij haar kwam aanvragen, daarvan op de hoogte werd gesteld door een persoon die haar op haar werk kwam opzoeken. Dat was eigenlijk altijd dezelfde persoon. Deze persoon betaalde haar ook na aflevering van het vals opgemaakte paspoort. [29]
Verdachte heeft verklaard van die contactpersoon geen naam te weten en ook niets over hem te willen verklaren. In het onderzoek zijn geen getuigen naar voren gekomen die waarnemingen hebben gedaan met betrekking tot een tussen- of contactpersoon of betalingen aan verdachte.
Gedurende het onderzoek is bij de politie het vermoeden gerezen dat een tussenpersoon vanuit een criminele organisatie in contact stond met verdachte. De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar die mogelijke tussenpersoon. Uit dit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen. Deze onderzoeksresultaten zijn door de verdediging niet betwist.
Op 7 april 2016 werd [begunstigde 12] aangehouden in Ierland. Dit werd op 15 april 2016 bekend gemaakt in de media. [30] Bij de aanhouding van [begunstigde 12] werd onder hem een valselijk opgemaakt paspoort aangetroffen. [31] Vervolgens is met toestemming van de rechter-commissaris onderzoek verricht in een door het Nederlands Forensisch Instituut samengestelde dataset van zogenaamde “Ennetcom-data”. In die dataset is onder meer gezocht op de naam ‘ [bijnaam 1] ’, één van de bijnamen van [begunstigde 12] . [32] Onder meer de volgende berichten en notities werden aangetroffen:
Op 15 april 2016 stuurt [gebruiker 1] * een bericht naar [gebruiker 2] * . [33] Het bericht, kennelijk in straattaal, luidt: [34]
Broo ze hebben [bijnaam 1] gebost met die boekje broo ze gaan zekr naar die vrw broo laart cesar daar langs gaan en haar # [naam 3] geven als ze word gepakt dat ze kantoor van [naam 3] een advicaat pakt zo kunnen we alle weten die van [bijnaam 1] was al geswich naar ze gaan zekr terug kijken in regsitster pfff laar hem dat gelijk doen en haar weer 1 kopi geven ofzo dat ze haar bek moet houden en van nikms weet als ze iets vragen
Op dezelfde datum, 15 april 2016, zijn de volgende twee notities opgeslagen door de gebruiker van een account dat, na onderzoek, door de politie wordt toegeschreven aan ‘ Cesar ’: [35]
1.
[bijnaam 1]
Laat cesar aan haar vragen of die boekjes die ze heb terug gedraait dat ze terug kunnen zien daarvoor welke foto eropo zat of wist ze alles die van [bijnaam 1] was teug gedraait maar kunnen ze nog achterhalen [bijnaam 1] ze fotos in register op die naam van die boekje ?
2.
[katvanger 15]
De rechtbank maakt uit het bovenstaande bericht van [gebruiker 1] * onder meer op dat de aanhouding van [begunstigde 12] met het paspoort (‘die boekje’) voor [gebruiker 1] * aanleiding was om iemand met de (bij)naam ‘ Cesar ’ naar ‘die vrouw’ te sturen, ‘omdat ze zeker in die register gaan kijken’ en dat die vrouw moest zwijgen als ‘ze’ haar iets zouden vragen. In ruil voor het zwijgen moest Cesar haar ‘weer € 1.000,- of zo’ geven.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte degene is die het vals opgemaakte paspoort van [begunstigde 12] (paspoort 20) in behandeling heeft genomen en afgegeven. Op paspoort 20 staan de persoonsgegevens van katvanger [katvanger 15] , met in dat paspoort een pasfoto van begunstiger [begunstigde 12] . Verdachte heeft verklaard over een contactpersoon voor de aanvragen van valse paspoorten, die eigenlijk altijd dezelfde persoon betrof.
Uit de twee notities maakt de rechtbank op dat ‘ Cesar ’ bekend was met de betrokkenheid van de vrouw bij de afgifte van meerdere paspoorten (er wordt in meervoud gesproken:
boekjesen
foto’s).De vrouw moest bovendien aangeven of de foto’s uit het paspoortregister verwijderd waren. Uit de tweede notitie blijkt dat ‘ Cesar ’ de naam [katvanger 15] heeft genoteerd. Dit is ook de naam van de begunstigde van paspoort 20.
‘ [bijnaam 2] ’
In andere berichten over paspoorten werd de vrouw uit de hiervoor genoemde Ennetcom-dataset aangeduid als “ [bijnaam 2] ”. [36] Verdachte heeft onder meer ter terechtzitting verklaard niet te weten of anderen over haar spraken als ‘ [bijnaam 2] ’: zij kende die bijnaam niet.
Onder meer in een bericht van 6 oktober 2015 van Cesar (aan ‘ TMZ ’) komt ‘ [bijnaam 2] ’ naar voren: [37]
Cesar
: “Bro ik kom net bij die [bijnaam 2] vandaan, ze zegt tege me dat zei je aanvraag heeft behandled van je nieuwe boekje haha ze staat nu bij afdeling van nederlanders in het buitenland
(…)
Nee man ze kan nu helemaal niets doen niet verlenge en geen nieuwee. Helemaal geen mogelijkheid. Ze zat net te huile ze heeft zoveel probleme. Ze zegt als ik het kon doen had ik het gedaan want heb het echt nodig
tmz :
Geef haar 1 kp bro ze is goed zeg haar ik heb gestuurt en laat haar goed kijken of ze wat kan doen voor ons
Cesar :
ik vroeg haar wat heb je metaldie geld gedaan. Zegt ze ik heb iedereen om me heen geholpe. En nu heb ik zelf hulp nodig kent niemand me
Uit dit gesprek maakt de rechtbank op dat verdachte aan Cesar heeft aangegeven dat ze ‘nog steeds’ niks kan doen. ‘ Tmz ’ geeft aan ‘ Cesar ’ opdracht om haar
1 kpte geven (de rechtbank begrijpt: € 1.000,-). Uit het feit dat ‘ Cesar ’ in dit bericht aangeeft dat hij haar vroeg wat ze met ‘al’ het geld had gedaan, maakt de rechtbank op dat er kennelijk al eerder geld aan [bijnaam 2] is gegeven.
In een bericht van Ceasar - de rechtbank begrijpt vanwege de onderscheidende gebruikersnaam dat ‘ Ceasar ’ dezelfde persoon is als ‘ Cesar ’ - op 16 april 2016 aan ‘ Tmz3 ’ wordt [bijnaam 2] ook genoemd, maar dan in verband met kennelijk een betaling: [38]
“Op die boekhouding staat alles wat in porry zit.
Toen ik die skys voor [bijnaam 3] moest voorschiete zat daar 6800 nog in kas heb ik 900 van me zelf bij gezet.
Toen ik die 6800 terug kreeg van [bijnaam 4] moest ik.1000 aan die [bijnaam 2]en 1200 voor die sky van [naam 4] zei [bijnaam 5] mij en die ennet boor [naam 5] .
1500 blijft 3000 overr”
Verdachte heeft verklaard bij de rechter-commissaris dat ze op een gegeven moment tegen ‘de persoon in kwestie’ - de rechtbank begrijpt: tegen haar contactpersoon - had gezegd dat ‘ze het niet meer kon doen’. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard:

Ik heb eerst gejokt dat ik naar een afdeling zou gaan, waar ik geen paspoorten meer kon aanvragen. Uiteindelijk ging het stadsdeelkantoor daadwerkelijk dicht en toen ben ik naar het Stadhuis Den Haag gegaan. Zo is het uiteindelijk geëindigd.”
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard niet meer precies te weten wat ze destijds als smoes tegen haar contactpersoon heeft gezegd. Op de vraag van de voorzitter of het kan zijn dat het ging om de smoes dat zij inmiddels werkte bij de afdeling van Nederlanders in het buitenland, heeft verdachte aangegeven dat het kan zijn dat ze dit heeft gezegd, op die afdeling worden namelijk geen paspoorten afgegeven. Zij heeft ook verklaard nooit op die afdeling te hebben gewerkt. Verder heeft zij verklaard na 2014 geen contact meer te hebben gehad met haar contactpersoon.
De rechtbank heeft in het dossier geen enkel aanknopingspunt gevonden voor de veronderstelling dat in de ten laste gelegde periode, behalve verdachte, nog een andere (corrupte) ambtenaar in hetzelfde stadsdeelkantoor werkte die opzettelijk aanvragen van valselijk op te maken paspoorten in behandeling nam.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden en hun onderlinge samenhang, stelt de rechtbank vast dat met ‘ [bijnaam 2] ’ verdachte wordt bedoeld en dat de vaste contactpersoon waarover verdachte heeft verklaard de persoon is die in de Ennetcom-berichten en notities wordt aangeduid als ‘ Cesar ’.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de weergegeven berichten verder af dat ‘ Cesar ’ al langer, ook in de periode vóór de berichten uit 2015 en 2016, waaronder in de onder 1. bewezenverklaarde periode van september 2012 tot en met maart 2014, de contactpersoon is geweest van verdachte.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig dat er na 2014 geen contact meer met ‘ Cesar ’ is geweest. Verdachte heeft weliswaar een bekennende verklaring afgelegd, maar daarbij ter terechtzitting aangegeven dat zij alleen over zichzelf wil verklaren en alleen over de periode waarin zij de paspoorten heeft ‘vervalst’. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte pas in november 2022, nadat zij kennis had genomen van het procesdossier, is gaan verklaren.
Conclusie medeplegen feit 1
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking is komen vast te staan tussen verdachte, haar contactpersoon ‘ Cesar ’, de zogenoemde ‘katvangers’ en de begunstigden van de paspoorten. ‘ Cesar ’ heeft verdachte immers telkens opdracht gegeven om een paspoort valselijk op te maken, waarna een katvanger naar de balie van verdachte kwam op het stadsdeelkantoor. Verdachte nam vervolgens de paspoortaanvraag van de katvanger in behandeling en maakte een vals paspoort op. Dit paspoort was bestemd voor de begunstigde. Het paspoort bevatte namelijk de naam van de katvanger, met daarop de foto van de begunstigde. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van het valselijk opmaken en verstrekken van Nederlandse paspoorten bewezen.
5.3.3.
Feit 2: (passieve) omkoping
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat verdachte in opdracht van haar contactpersoon ‘ Cesar ’ achttien paspoorten valselijk heeft opgemaakt en verstrekt, dat zij daar per paspoort € 1.000,- voor ontving en dat zij aangesteld was als ambtenaar. Verdachte heeft verklaard dat ze destijds grote geldproblemen had en dat € 1.000,- voor haar veel geld was. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte in de periode van 3 september 2012 (aanvraagdatum paspoort 4) tot en met 26 maart 2014 (geschatte uitgiftedatum paspoort 22) is omgekocht door ‘ Cesar ’.
Hierbij merkt de rechtbank op dat verdachte op basis van de voornoemde achttien paspoorten, in totaal 18 x € 1.000,- moet hebben ontvangen. Aan haar is onder 2. echter een totaal bedrag ten laste gelegd waarvoor zij is omgekocht, te weten een bedrag van € 16.000,-. Nu de rechtbank niet méér bewezen kan verklaren dan ten laste is gelegd, acht de rechtbank - kort gezegd - het passieve omkopen bewezen van € 1.000,- per paspoort.
5.3.4.
Feit 3: witwassen
De laatste vraag waar de rechtbank voor staat, is de vraag of bewezen kan worden dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen. De rechtbank weegt bij de beantwoording van die vraag de volgende omstandigheden mee.
Zoals hiervoor is vastgesteld, heeft verdachte verklaard dat zij kort na de verstrekking van een valselijk opgemaakt paspoort steeds een geldbedrag van € 1.000,- in contanten ontving. Dit geldbedrag werd ’s avonds door haar contactpersoon naar haar woning gebracht of in een envelop door haar brievenbus gedaan. Bij het verhoor bij de rechter-commissaris is aan verdachte onder meer gevraagd:

De derde beschuldiging is dat je de criminele herkomst van het geld, wat je zou hebben ontvangen, zou hebben verhuld. Wist je dat dit fout geld was?”
Verdachte heeft daarop geantwoord:

Ik heb het geld aangenomen en natuurlijk wist ik dat het fout geld was.”
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij wist dat het ging om ‘vies’ geld. Het geld was vies omdat zij het kreeg in ruil voor de valselijk opgemaakte paspoorten. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij niet heeft nagedacht over de criminele herkomst van het geld. In dat kader heeft zij verklaard dat zij aanvankelijk dacht dat de paspoorten bestemd waren voor arbeidsmigranten die niet legaal in Nederland konden werken.
Anders dan de officier van justitie, gaat de rechtbank, gelet op de herhaaldelijk betaalde contante bedragen € 1.000,- en de voornoemde omstandigheden waaronder verdachte het geld in handen heeft gekregen, voorbij aan de verklaring van verdachte dat het geld ‘vies’ was op basis van haar
eigenstrafbare handelen. Verdachte heeft niet alleen redelijkerwijs moeten vermoeden dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig ander misdrijf, maar het kan niet anders dan dat zij dit heeft geweten. Het maakt daarbij niet uit dat verdachte aanvankelijk mogelijk heeft gedacht dat de paspoorten bestemd waren voor arbeidsmigranten. Haar werd immers herhaaldelijk en over een lange periode gevraagd om paspoorten valselijk op te maken voor, en op verzoek van personen die zij niet kende en waarvoor zij ’s avonds aan huis grote contante betalingen ontving. Als zij al niet van meet af aan heeft geweten dat deze bedragen een criminele herkomst hadden, dan is die wetenschap in ieder geval later ontstaan. Nu verdachte de gelden desondanks onder zich heeft gehouden, heeft zij zich schuldig gemaakt aan (opzettelijk) witwassen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte gedurende een periode van ruim anderhalf jaar meerdere malen een geldbedrag van € 1.000,- heeft ontvangen. Zij stelt daarom vast dat verdachte van witwassen een gewoonte gemaakt. De rechtbank merkt op dat, nu is vastgesteld dat verdachte in totaal achttien paspoorten valselijk heeft opgemaakt en verstrekt, zij hiervoor in totaal 18 x € 1.000,- moet hebben ontvangen. Aan verdachte is onder 3. echter een bedrag van in totaal € 16.000,- ten laste gelegd. De rechtbank kan niet méér bewezen verklaren dan wat ten laste is gelegd, en komt daarom uit op een bewezenverklaring van een totaalbedrag van € 16.000,-.
Medeplegen gewoontewitwassen
Verdachte heeft verklaard dat zij het ontvangen geld heeft uitgegeven aan alledaagse zaken, zoals het betalen van rekeningen, het doen van boodschappen en uitgaven voor haar kinderen. Nu ‘ Cesar ’ het geld steeds aan de verdachte gaf, die het op haar beurt in het maatschappelijk verkeer bracht, was daarmee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ‘ Cesar ’ en verdachte.
5.3.5.
Conclusie
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van het als ambtenaar meermalen valselijk opmaken en uitgeven van paspoorten (feit 1), waarbij zij is omgekocht en € 1.000,- per paspoort ontving (feit 2) en het medeplegen van gewoontewitwassen van een totaalbedrag van € 16.000,- (feit 3).

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 te Den Haag, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens een reisdocument valselijk heeft opgemaakt en een zodanig stuk op grond van valse gegevens heeft doen verstrekken aan een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, immers hebben verdachte en haar mededaders valselijk op Nederlandse paspoorten foto's van verdachtes andere mededaders geplaatst die niet overeenkomen met de personalia van verdachtes mededaders, en vervolgens die paspoorten uitgegeven aan verdachtes (andere) mededaders, terwijl zij, verdachte, ambtenaar zijnde, een bijzondere ambtsplicht schond;
Feit 2
omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 te Den Haag, meermalen als ambtenaar, te weten als gemeenteambtenaar werkzaam bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag, telkens een gift, te weten een geldbedrag van € 1.000,- per keer, heeft aangenomen, wetende dat deze haar, verdachte, werd gedaan, teneinde haar te bewegen om, in strijd met haar plicht, in haar bediening iets te doen en na te laten, hierin bestaande dat zij, verdachte, die als ambtenaar voornoemd onder andere belast was met het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten, telkens € 1.000,- ontving per valselijk opgemaakt en uitgegeven en verstrekt reisdocument;
Feit 3:
omstreeks de periode van 3 september 2012 tot en met 26 maart 2014 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij en haar mededader voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal € 16.000,-, verworven en voorhanden gehad en omgezet, terwijl zij, verdachte, wist dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
7. Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, inclusief de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uren gevorderd, met bevel, voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Verder heeft hij gevorderd dat aan verdachte een geldboete van € 19.000,- wordt opgelegd. Ook heeft hij een beroepsverbod gevorderd voor de duur van vier jaren waarin zij het ambt van gemeenteambtenaar niet mag uitvoeren. Ten slotte heeft de officier van justitie aangegeven dat de aangekondigde vordering ontneming achterwege blijft wanneer de rechtbank de gevorderde geldboete oplegt.
De officier van justitie heeft gewezen op de ernst van de feiten, die in beginsel een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Hij heeft echter rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, haar proceshouding en het tijdsverloop. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die onder meer naar voren zijn gebracht in het reclasseringsrapport, zijn voor de officier van justitie aanleiding om voor andere strafmodaliteiten te kiezen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafeis onder meer gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten, haar proceshouding, haar blanco strafblad en het aanzienlijke tijdsverloop. Verdachte is bereid het geld terug te betalen dat zij aan de paspoorten heeft verdiend. Gelet op haar financiële situatie wenst verdachte hiervoor een betalingsregeling te treffen. Nu een geldboete binnen twee jaar afbetaald moet zijn, heeft een ontnemingsprocedure al met al de voorkeur boven het opleggen van een geldboete.
Voor het overige heeft de raadsman zich - kort gezegd en onder verwijzing naar de strafeis van de officier van justitie - gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich als ambtenaar op de afdeling Burgerzaken van de gemeente Den Haag schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van achttien paspoorten. Verdachte heeft hiervoor telkens € 1.000,- ontvangen. Hierdoor heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping. Dat de gemeente zeer onachtzaam is geweest in het waarborgen van voldoende controle op de uitgifte van paspoorten doet daaraan niet af. Naar voren is gekomen dat dat de gemeente geen oog leek te hebben voor de kwetsbaarheid van een ambtenaar op een dergelijke positie. Eens te meer nu die ambtenaar kenbaar financiële problemen had omdat er bij haar in 2008 loonbeslag werd gelegd en zij via haar werk schuldhulpverlening kreeg. Deze omstandigheden maken het verwijt aan verdachte echter niet anders.
Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van haar positie bij de gemeente Den Haag en heeft bovendien het vertrouwen van de burger in de overheid ernstig geschaad. In het maatschappelijk verkeer hoort men erop te kunnen vertrouwen dat ter identificatie gebruikte ambtelijke stukken, zoals legitimatiebewijzen en reisdocumenten, een juiste weergave bevatten van de daarin vermelde gegevens. Bovendien zijn de gevolgen van verdachtes handelen enorm geweest. Door het verstrekken van deze paspoorten heeft zij eraan bijgedragen dat de begunstigden internationaal met een valse identiteit onder de radar van justitie konden leven. Verder zijn de valse identiteitsgegevens vanzelfsprekend in te zetten op een groot aantal andere manieren dan alleen grenspassage. De begunstigden van de paspoorten zijn allen personen met een verdenking dan wel een bewezen rol in de zware criminaliteit.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de ernst van deze feiten in beginsel slechts het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigen. Ten aanzien van verdachte is echter sprake van meerdere strafmatigende omstandigheden.
In de eerste plaats is verdachte zelf gestopt met de uitgifte van de valselijk opgemaakte paspoorten. Daarnaast heeft zij uiteindelijk grotendeels openheid van zaken gegeven. De rechtbank houdt hiermee rekening in het voordeel van verdachte. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachtes criminele medeverdachten in een voor haar financieel zware periode, gekenmerkt door loonbeslagen en (financiële) zorgen, misbruik hebben gemaakt van haar financiële kwetsbaarheid.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. De bewezenverklaarde feiten zijn inmiddels meer dan acht jaar geleden gepleegd en zij heeft sindsdien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd.
De rechtbank heeft daarnaast onder meer acht geslagen op de bevindingen uit de reclasseringsrapportages van 10 november 2022 en 25 november 2022 van het Leger des Heils. De reclassering heeft vastgesteld dat in de delictperiodes sprake was van financiële problematiek, onder andere voortkomend uit gokgedrag van de partner van verdachte. Ook was sprake van huiselijk geweld door de partner van verdachte richting haar. Verder had ze de zorg voor twee jonge kinderen. De reclassering concludeert dat het erop lijkt dat de financiële problemen vanaf de delictperiode als een rode draad door het leven van betrokkene zijn blijven doorlopen. Zij heeft het delict gepleegd vanwege financiële motieven en haar financiën zijn nog steeds niet op orde. Haar partner heeft geen werk en ook geen recht op een werkloosheidsuitkering. De reclassering heeft als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan schuldhulpverlening geadviseerd. Uit het dossier en uit verdachtes verklaringen komt naar voren dat verdachte inderdaad al langere tijd, ook in de ten laste gelegde periode grote financiële problemen had. Sinds 2008 is er op verschillende momenten loonbeslag gelegd en heeft zij gedurende lange tijd in de schuldsanering gezeten.
Verdachte heeft ter terechtzitting de conclusies uit het reclasseringsrapport bevestigd. Na haar ontslag bij de gemeente Den Haag is zij gaan werken in de thuiszorg en begonnen aan een opleiding in de zorg. Deze opleiding heeft zij onlangs afgerond. Zij is bereid een taakstraf uit te voeren. Ook kan ze in termijnen een geldboete betalen.
Ondanks dat de rechtbank onder 3. tot een meer omvattende bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, is zij het in grote lijnen eens met de strafeis. De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, passend en geboden het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, inclusief de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met daarnaast een taakstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht bovendien een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren passend en geboden. Die termijn is langer dan door de officier van justitie gevorderd, maar de rechtbank acht het van groot belang dat verdachte voor een langere periode niet meer als ambtenaar het vertrouwen van burgers in de overheid kan ondermijnen.
Verder legt de rechtbank aan verdachte een geldboete op. De rechtbank komt wel tot een minder hoge geldboete dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij is het volgende van belang. Verdachte heeft aangegeven dat zij in verband met een geldboete in ieder geval € 100,- per maand kan betalen, en misschien meer. Uit artikel 24a van het Wetboek van Strafrecht vloeit voort dat een geldboete in zijn geheel moet zijn voldaan binnen twee jaren na de uitspraak. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte gedurende twee jaren een bedrag van € 200,- per maand kan betalen. Dit komt in totaal neer op een bedrag van € 4.800,- (24 maanden x € 200,-). Onder verdachte is in totaal een bedrag van € 2.641,25 in beslag genomen, waarop conservatoir beslag rust. Gelet daarop concludeert de rechtbank dat verdachte in staat moet worden geacht om in twee jaren een boetebedrag van € 7.441,25
(€ 4.800,- plus € 2.641,25) te betalen. De rechtbank rond dat bedrag naar beneden af in het voordeel van verdachte en acht een geldboete ter hoogte van € 7.400,- passend en geboden. De geldboete, minus het boetedeel van € 2.600,-, waarvan de rechtbank zal bepalen dat dit bedrag terug kan naar verdachte, mag in maandelijkse termijnen van € 200,- per maand worden voldaan. De rechtbank gaat er vanuit dat de boete deels betaald kan worden met het in beslag genomen geldbedrag.

10.Beslag

Onder verdachte zijn een kluisje, zakjes met wit poeder en een totaalbedrag van € 2.641,25 in beslag genomen.
De rechtbank gelast dat deze goederen aan verdachte worden teruggegeven. Voor zover op de hiervoor genoemde goederen ook conservatoir beslag rust, blijft dit hierop rusten. De beslissingen van de rechtbank hebben enkel betrekking op het strafvorderlijk beslag.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 28, 29, 31, 44, 47, 57, 231, 363 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van een reisdocument valselijk opmaken en een zodanig geschrift op grond van valse persoonsgegevens aan een derde doen verstrekken met het oogmerk het te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, terwijl zij als ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt, meermalen gepleegd;
feit 2:
een gift aannemen, wetende dat deze haar gedaan wordt teneinde haar te bewegen om in haar bediening iets te doen en na te laten, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren,
met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 (vier) maanden, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 7.400,-
(zegge: zevenduizend vierhonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 72 dagen.
Bepaalt dat een deel van de geldboete, te weten € 2.600,- (zegge: tweeduizend zeshonderd euro), in één keer zal worden voldaan. Het overige deel van de geldboete mag in 24 maandelijkse termijnen van elk € 200,- (zegge: tweehonderd euro) worden voldaan.
Ontzetverdachte voor de duur van
5 (vijf) jarenuit het recht tot het bekleden
van het ambt van gemeenteambtenaar, waaronder tevens wordt begrepen het uitoefenen van dit beroep op detacherings-, uitzend- of andere basis.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat deze straf in het geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 279 te Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener,
Te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel
korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en
de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
  • 380 EUR, omschrijving: OI2970-20190108_31858;
  • 935,05 EUR, omschrijving: OI2970-20190108_31861;
  • 1326,20 EUR, omschrijving: OI2970-20190108_31860;
  • kluisje, omschrijving: A.02.03.00;
  • zakje wit poeder, omschrijving: A.01.01.001;
  • 2 plastic zakjes met wit poeder, omschrijving: B.01.01.005.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. M. Somsen en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2022.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: HR 1 november 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB7794,
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden; volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.PVB “vaststellen van het ambtenaarschap van [verdachte] ”, doc.code 2008270705.AMB dd. 27 augustus 2020, [verdachte] , p. 203052, inclusief bijlagen, bestaande uit de verklaring en eed/belofte.
4.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 03”, doc.code 2209070835.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
5.Zie voetnoot 3.
6.Zie onder meer: PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 01”, doc. code 2209070818.AMB dd. 25 oktober 2022 (
7.Zie voetnoot 6.
8.Zie voetnoot 6.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 december 2022.
10.De nummering in de linker kolom is een nummering die door de politie om praktische redenen aan de valselijk opgemaakte paspoorten is gekoppeld.
11.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 13”, doc.code 2209070815.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
12.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 02”, doc.code 22101426.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
13.PVB “afbeeldingen PV bij ZD 07”, doc.code 2209191142.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
14.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 15”, doc.code 2209270944.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
15.Zie voetnoot 11.
16.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 06”, doc.code 2210071312.AMB d.d. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
17.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD14”, doc.code 2209262006.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
18.Zie voetnoot 12.
19.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD 01,” doc.code 2209070818.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
20.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD09,” doc.code 2221091627.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
21.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD04,” doc.code 2209120902.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
22.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD10,” doc.code 2209231336.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
23.Zie voetnoot 11.
24.PVB “afbeeldingen-PV bij Zaaksdossier ZD11,” doc.code 2209261222.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
25.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD12”, doc.code 2210071528.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
26.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD08”, doc.code 2210071426.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
27.Zie voetnoot 22.
28.PVB “afbeeldingen-PV bij ZD 03, doc.code 2209070835.AMB dd. 25 oktober 2022, aanvullend procesdossier Santander.
29.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 december 2022.
30.PVB “identificatie van [naam 6] alias ‘ Cesar ’”, doc.code 2009071420.AMB dd. 4 november 2020, [naam 6] , p. 211010.
31.Betreft paspoort 20, zie tabel hierboven vanaf pagina 7.
32.Zie voetnoot 30.
33.Kortheidshalve worden de e-mailadressen van de Ennetcom-gebruikers aangeduid met de eerste vier of vijf cijfers en letters van het e-mailadres, gevolgd door een asterix (*).
34.Zie voetnoot 30.
35.Zie voetnoot 30.
36.PVB “vermoedelijke identificatie van [verdachte] als ‘ [bijnaam 2] ’”, doc.code 2009241500.AMB dd. 15 oktober 2020, [verdachte] , p. 203056.
37.Zie voetnoot 36.
38.Zie voetnoot 36.