ECLI:NL:RBAMS:2022:77

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
13/186703-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van harddrugs en poging tot brandstichting in Amsterdam

Op 14 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man, die op 11 juli 2021 in Amsterdam werd aangehouden. De verdachte had 13 xtc-pillen en 1,45 gram metamfetamine in zijn bezit. Tijdens de zitting op 25 november en 31 december 2021 werd het onderzoek gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, de verdachte beschuldigde van poging tot brandstichting door gaskranen open te draaien, wat gevaar voor ontploffing met zich meebracht. De verdediging pleitte voor vrijspraak van dit feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de gaskranen had opengedraaid.

De rechtbank oordeelde dat het eerste ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden, omdat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk de gaspitten had opengedraaid, waardoor een gevaarlijke situatie was ontstaan. Wel werd het tweede feit, het bezit van harddrugs, bewezen verklaard. De rechtbank legde een geldboete van 750 euro op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van harddrugs en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/186703-21 (Promis)
Datum uitspraak: 14 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2021 en 31 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kurniawan-Ayre en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T.W. Gijsberts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging op de zitting van 31 december 2021, - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 11 juli 2021 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. poging tot veroorzaken van een ontploffing en/of brandstichting door gaskranen en/of gaspitten open te draaien in zijn woning, waardoor gemeen gevaar voor het pand, goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2. het aanwezig hebben van 13 tabletten en ongeveer 1 gram MDMA, 0,89 gram amfetamine en 1,45 gram metamfetamine.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 11 juli 2021 is de politie naar de woning van verdachte gegaan, omdat verdachte in verwarde toestand 112 had gebeld. Toen de verbalisanten bij de woning van verdachte kwamen, deed verdachte de deur niet open. Hij heeft wel kort het keukenraam geopend. Daarbij roken de verbalisanten en de inmiddels ter plaatse gekomen buurvrouw een gaslucht. Ook door de brandweer is buiten de woning gas geroken. Naar aanleiding daarvan is door Liander het gas afgesloten. Uiteindelijk is het gelukt de woning te betreden, waarna verdachte op het balkon werd aangetroffen. Hij had geen ademhaling of hartslag en is gereanimeerd. Door de aanwezige verbalisanten en de tevens ter plaatse gekomen brandweer is in de keuken gekeken en door hen is geconstateerd dat alle gaspitten van het fornuis zich in een opengedraaide positie bevonden.
In de woning van verdachte is een aantal zakjes aangetroffen, waarvan het vermoeden bestond dat deze zakjes verdovende middelen bevatten. Uit onderzoek naar de inhoud blijkt dat er in de zakjes MDMA, amfetamine en metamfetamine zat. Verdachte heeft verklaard dat hij op 11 juli verschillende drugs gebruikt heeft.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot het teweeg brengen van een ontploffing wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte was op 11 juli 2021 de enige persoon in de woning en het opendraaien van de gaspitten vereist menselijk handelen. Het moet dus verdachte zijn die de gaspitten heeft opengedraaid. Ondanks het feit dat er geen onderzoek is gedaan naar de gasconcentratie in de woning, meent de officier van justitie dat er toch sprake is van een strafbare poging tot het teweeg brengen van een ontploffing. Zowel verbalisanten als de buurvrouw hebben immers een gaslucht geroken en het is een feit van algemene bekendheid dat het laten ophopen van gas in een afgesloten ruimte uiteindelijk alleen een vonk nodig heeft om tot ontploffing te komen. Daarmee is sprake van een strafbare poging. Omdat dit niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot brandstichting, dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het bezit van harddrugs heeft de officier van justitie tevens gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij drugs heeft gebruikt en uit onderzoek is gebleken dat de tabletten en de zakjes met poeder in de woning verdovende middelen bevatten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het eerste ten laste gelegde feit bepleit. Weliswaar blijkt uit het dossier dat alle gaspitten waren opgedraaid, maar niet dat er daardoor ook daadwerkelijk gas de kamer in stroomde. Tevens kan niet worden vastgesteld of het gas zich in de woning heeft kunnen ophopen, nu geen onderzoek is gedaan naar openingen in de woning waardoor het gas de woning heeft kunnen uitstromen. Aangezien er ook geen onderzoek is gedaan naar de concentratie van gas in de woning, kan niet worden vastgesteld dat er inderdaad een aanmerkelijke kans was op een ontploffing. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken.
De verdediging heeft ten aanzien van het bewijs met betrekking tot feit 2 niets naar voren gebracht.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Het onder feit 2 ten laste gelegde kan wel worden bewezen. De rechtbank overweegt als volgt.
Feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 11 juli 2021 ontzettend in de war was. Hij was het leven beu en heeft een overdosis drugs willen nemen. Aan het opendraaien van de gaspitten of de gaskraan kort voor het ter plaatse komen van de politie heeft verdachte geen herinnering meer. Hij weet nog dat hij ergens op 11 juli 2021 het alarmnummer heeft gebeld en dat hij sirenes heeft gehoord, maar vanaf dat moment weet hij niets meer. Verdachte heeft verder verklaard dat hij altijd de gaskraan achter het fornuis opendraait wanneer hij gaat koken en deze weer dichtdraait zodra hij daarmee klaar is.
De rechtbank stelt vast dat door verbalisanten een gaslucht is geroken toen verdachte het keukenraam opende. Liander heeft vervolgens de gastoevoer afgesloten en toen de verbalisanten de woning betraden, stonden de gaspitten open. Of de gaskraan achter het fornuis dicht was, zoals verdachte heeft verklaard, is niet onderzocht. Weliswaar is in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat de brandweer bij het betreden van de woning zag dat er een gaskraam van het fornuis openstond, maar of dit de gaskraan achter het fornuis betreft of dat dit één van de gaspitten betreft, blijkt onvoldoende uit het aanvullende proces-verbaal. Een nadere aanduiding of foto’s die één en ander kunnen verduidelijken ontbreken. Op basis van het summiere dossier kan de rechtbank evenmin vaststellen hoeveel tijd er heeft gezeten tussen de melding en het betreden van de woning. De verbalisanten die de woning hebben betreden hebben niets gerelateerd over het ruiken van een gaslucht in de woning. Uit het dossier blijkt niet of dit kwam door het tijdverloop tussen het afsluiten van de gastoevoer door Liander en het betreden van de woning door de verbalisanten of dat dit kwam door de beperkte concentratie gas in de woning. Voorts is niet gebleken dat er onderzoek is gedaan naar de concentratie van gas in de woning. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, de gaspitten en/of de gaskraan (zodanig lang) heeft opengedraaid, dat daardoor een gevaarlijke situatie is ontstaan. Daar komt bij dat niet is onderzocht of de woning volledig was afgesloten, waardoor het gas – als dat al aanwezig was – zich zou kunnen hebben opgehoopt in de woning. Dat verdachte een begin van uitvoering heeft gegeven aan het teweeg brengen van een ontploffing en/of brandstichting kan de rechtbank op basis van de beschikbare gegevens niet vaststellen.
Het dossier mist noodzakelijke (technische) rapportage. Daarom kan het ten aanzien van feit 1 ten laste gelegde niet worden bewezen en zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het tweede ten laste gelegde feit. De stoffen die zijn aangetroffen in de woning zijn getest en blijken verdovende middelen te bevatten. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij op 11 juli 2021 verschillende harddrugs heeft gebruikt. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad met betrekking tot de drugs in de woning.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 2:
op 11 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad: 13 MDMA-tabletten, 1 gram van een materiaal bevattende MDMA en 0,89 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 1,45 gram van een materiaal bevattende metamfetamine.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 185 dagen met aftrek van voorarrest, met daarnaast een gevangenisstraf van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie vordert dat hierbij de voorwaarden worden bepaald zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke straf zou moeten krijgen. De verdediging verzoekt daarnaast om de geadviseerde opname in een zorginstelling niet als bijzondere voorwaarde bij deze straf op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van verschillende harddrugs. Dit zijn stoffen die zeer verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Door het aankopen van drugs wordt daarnaast de handel in drugs in stand gehouden, welke handel vaak gepaard gaat met vele (ernstige) vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, feit 1 niet bewezen acht, is de straf zoals geëist door de officier van justitie niet passend. De oriëntatiepunten geven voor het bewezenverklaarde feit een geldboete van € 750,00. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om hiervan af te wijken en vindt deze straf dan ook passend en geboden. Uit het reclasseringsrapport van 20 december 2021 blijkt weliswaar dat verdachte gebaat zou zijn bij begeleiding en hulpverlening, maar gezien het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor een voorwaardelijke straf.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 750(zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 (vijftien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2022.