Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) om het EAB in behandeling te nemen. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen, waarbinnen zij op het overleveringsverzoek moest beslissen, reeds was verstreken. Hierdoor kon de beslistermijn niet meer worden verlengd en bestond er geen grondslag meer voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
Tijdens de zitting op 6 december 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, noch zijn raadsman. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Uit een e-mail van het Openbaar Ministerie bleek dat het EAB door de uitvaardigende autoriteit was ingetrokken, omdat de opgeëiste persoon in 2020 al in Polen was gearresteerd. De officier van justitie verklaarde dat de beslissing tot intrekking van het EAB op 27 augustus 2020 was genomen.
Gelet op deze feiten heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was geëindigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.